Uitspraak
in eerste aanleg: eiser,
[appellant],
[geïntimeerde],
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- de verstekverlening aan [geïntimeerde] ,
Vervolgens heeft [appellant] de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof een datum voor het arrest bepaald.
3.Waar gaat deze zaak over?
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
Volgens [geïntimeerde] is alleen het door de huurcommissie vastgestelde gebrek van schimmelvorming in de doucheruimte en de woonkamer niet hersteld, omdat [C] de door de huurcommissie aangenomen oorzaken van die schimmelvorming niet heeft kunnen vaststellen; hij heeft geen lekkage in de doucheruimte kunnen vinden en ook geen lekkage bij de riolering.
Na de mondelinge behandeling, waar nadere afspraken zijn gemaakt, heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat [appellant] niet overeenkomstig de tijdens de mondelinge behandeling gemaakte afspraken [C] de gelegenheid heeft gegeven het gebrek van de schimmelvorming te herstellen.
[appellant] heeft, gelet op de gemotiveerde stelling van [geïntimeerde] dat de gebreken die geen verband houden met de schimmelvorming zijn verholpen, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze gebreken nog steeds niet zijn hersteld. Er kan dan ook niet van worden uitgegaan dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de gebreken niet zijn hersteld.
‘
Blijkens de aantekeningen van de griffier zijn ter zitting de volgende afspraken gemaakt:
In zijn vonnis heeft de kantonrechter over de ter zitting gemaakte afspraken het volgende overwogen:
‘
Ter zitting is vervolgens - samengevat weergegeven - afgesproken dat [C] in de doucheruimte ventilatie zou aanbrengen en de schimmel zou verwijderen/schoonmaken, alsmede schilderwerk zou verrichten. Met betrekking tot de woonkamer is afgesproken dat [C] de schimmel zou verwijderen/schoonmaken en schilderwerk zou verrichten. In dit verband is afgesproken dat [C] de werkzaamheden op korte termijn zou uitvoeren, buiten aanwezigheid van [appellant] .
Deze overweging sluit aan bij de brief van 1 september 2020 van de griffier aan de advocaat van [appellant] en ook bij een e-mailbericht van 1 oktober 2020 van [C] , die namens zijn vader aanwezig was op de zitting van 21 augustus 2020. In dat e-mailbericht aan de advocaat van [appellant] schrijft [C] onder meer:
‘
[appellant]zal niet aanwezig zijn, tijdens en na de werkzaamheden maar zijn begeleider zal toezicht houden op het werk. Dit zou met [appellant] overlegt worden zo dat we een planning kunnen maken.Na de doodsbedreiging van [appellant] gericht op mijn vader [geïntimeerde] waar ook aangifte van gedaan is kan en wil ik de werkzaamheden alleen uitvoeren als er ook politie toezicht bij is. We willen veilig kunnen werken.Dit was allemaal al besproken en lijkt ons haalbaar. We verwachten een tijdsplanning zo dat de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden mits onze veiligheid gewaarborgd word.’
Overigens, dat [appellant] door het verrichten van de werkzaamheden op straat zou moeten leven, heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat de werkzaamheden zo ingrijpend zijn dat [appellant] buiten de tijden dat er in zijn woning gewerkt wordt, niet in zijn woning kan verblijven. Er kan dan ook vanuit worden gegaan dat [appellant] alleen gedurende de werkzaamheden plaats moet maken. [appellant] heeft niet bestreden dat hij [geïntimeerde] bedreigd heeft, zodat begrijpelijk is dat [C] niet in de woning wil werken wanneer [appellant] (en diens honden) daar aanwezig zijn. Onder deze omstandigheden heeft [appellant] ook in dat opzicht onvoldoende onderbouwd dat het schuldeisersverzuim hem niet kan worden toegerekend.