2.15De huurovereenkomst zal met ingang van 1 september 2021 worden beëindigd en [appellante] zal worden veroordeeld tot betaling van achterstallige huur. Ook in hoger beroep zal zij de proceskosten van [geïntimeerden] c.s. moeten betalen (tariefgroep II, 1 punt – met inbegrip van de kosten van het hoger beroep van [geïntimeerden] c.s. (de eisvermeerdering) en het incident).
1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland in Groningen van 3 december 2019 voor zover dat onder 5.4 is gewezen;
2. vernietigt dit vonnis voor het overige en neemt de volgende beslissing:
3. beëindigt de huurovereenkomst tussen [geïntimeerden] c.s. en [appellante] met ingang van 1 september 2021;
4. veroordeelt [appellante] om per 1 september 2021 het gehuurde met al degenen die en al datgene dat zich daarin van haar zijde mocht(en) bevinden te ontruimen en te verlaten en ontruimt en verlaten te houden, met inbegrip van de ruimtes en de landerijen die feitelijk door [appellante] werden of worden gebruikt en onder afgifte van de sleutels aan [geïntimeerden] c.s.;
5. veroordeelt [appellante] tot betaling van de huur van € 260,- per maand aan
[geïntimeerden] c.s. vanaf 1 augustus 2019 tot ontruiming;
6. veroordeelt [appellante] in de proceskosten van [geïntimeerden] c.s. in hoger beroep. Tot nu toe worden die vastgesteld op
- € 332,- aan procedurele kosten (verschotten) en
- € 2.228,- aan salaris;
7. verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
8. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, H. de Hek en M.E.L. Fikkers en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
dinsdag 23 februari 2021.