In deze zaak gaat het om de vervallenverklaring van het recht van de stichting Tobra als erfgenaam van erflater, die in zijn testament Tobra als enige erfgenaam heeft benoemd. De zaak is aangespannen door de stichting Individuele Vertegenwoordiging en Beheer voor de Zorgsector (IVB), die als bewindvoerder van [A] optreedt. IVB heeft de rechtbank verzocht om het recht van Tobra als erfgenaam te vervallen te verklaren, omdat Tobra niet zou hebben voldaan aan de last die aan haar was opgelegd in het testament van erflater. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, waarop Tobra in hoger beroep is gegaan.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in deze tussenbeschikking geoordeeld over de vraag of [F], een neef van [A], als belanghebbende kan worden toegelaten in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat [F] geen eigen belang heeft bij de vervallenverklaring van het recht van Tobra, aangezien de belangen van [A] al worden behartigd door IVB. Het hof heeft geconcludeerd dat [F] niet zo nauw betrokken is bij de zaak dat hij als belanghebbende kan worden aangemerkt. Daarom heeft het hof het verzoek van [F] om als belanghebbende te worden toegelaten afgewezen.
De beslissing van het hof is op 25 februari 2021 uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters J.H. Lieber, A. Smeeïng-van Hees en R. Prakke-Nieuwenhuizen aanwezig waren. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rol van de bewindvoerder en de voorwaarden waaronder derden als belanghebbenden in een procedure kunnen worden toegelaten.