In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] BV tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete zijn opgelegd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 14 december 2015 tot en met 13 maart 2016, waarbij een bedrag van € 32 is opgelegd. Daarnaast is er een verzuimboete van € 158 opgelegd, die later is verminderd tot € 52. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 14 december 2020 heeft het Hof de argumenten van belanghebbende gehoord, die stelde dat er geen sprake was van een betalingsverzuim omdat zij tijdig een verzoek tot verrekening had ingediend. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de rekening motorrijtuigenbelasting niet als een (naheffings)aanslag kan worden aangemerkt, maar als een betalingsherinnering. Hierdoor was verrekening niet mogelijk en was de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
Het Hof heeft ook de verzuimboete beoordeeld en geconcludeerd dat deze terecht was opgelegd, omdat belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de tijdige betaling van de motorrijtuigenbelasting. De omstandigheid dat belanghebbende in de veronderstelling verkeerde dat verrekening mogelijk was, was onvoldoende om aan te tonen dat er geen schuld was. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.