Uitspraak
Petit Mbao,
De Noorderlingen,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- een akte houdende overlegging producties van Petit Mbao;
- een memorie na enquête (met producties) van De Noorderlingen;
- een memorie van antwoord na enquête van Petit Mbao.
1.5 Mr. M. Wolters, die tijdens de comparitie in hoger beroep van 10 mei 2019 deel uitmaakte van de combinatie en het tussenarrest heeft meegewezen, kan door persoonlijke omstandigheden geen deel uitmaken van de combinatie die dit arrest wijst.
2.Waar gaat het in deze zaak over?2.1 In het tussenarrest van 9 juli 2019 heeft het hof het geschil tussen partijen en de feiten die daaraan ten grondslag liggen uitgebreid weergegeven. In het kort gaat het om het volgende.2.2 Petit Mbao was eigenaar van een schip, de M.V. Our World (hierna: het schip). Het gaat om een coaster uit 1952 die door vrijwilligers werd omgebouwd tot een zeewaardig pleziervaartuig en die in 2013 lag aangemeerd aan de Boumaboulevard te Groningen.2.3 Het schip is per 1 april 2013 voor de duur van vier jaar verhuurd aan De Noorderlingen, een productiehuis voor professioneel jongerentheater. De Noorderlingen wilde het schip gebruiken als repetitieruimte.2.4 Nadat partijen in de loop van 2013 hebben gesproken en gecorrespondeerd over gebreken aan het schip, hebben zij op 3 december 2013 opnieuw gesproken. Van dit gesprek is door De Noorderlingen een gespreksverslag gemaakt, waarin is aangegeven dat op
‘-Het ruim moet warm te stoken zijn zonder geluidsoverlast- Het dekhuis moet adequaat verwarmd kunnen worden- De waterleiding moet vorstvrij aangelegd worden zowel in als buiten het schip- Er komt een functionerend tweede toilet- Er worden maatregelen genomen om de lekkage van regenwater in het ruim te voorkomen.’
€ 81.879,88. De Noorderlingen stelt dat zij de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig heeft ontbonden en maakt aanspraak op terugbetaling van de door haar betaalde huurtermijnen en op schadevergoeding.
3 december 2013 een fatale termijn bevat. Het hof heeft De Noorderlingen in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de in het verslag vermelde werkzaamheden (geciteerd in rechtsoverweging 2.4) op 6 januari 2014 nog niet waren verricht.
3.3. Heeft De Noorderlingen het door haar te leveren bewijs geleverd?
ververwarming van het dekhuishebben de getuigen verschillende verklaringen afgelegd. Uit al hun verklaringen blijkt dat het dekhuis aanvankelijk verwarmd werd met elektrische kacheltjes en dat Petit Mbao vervolgens een houtkachel in het dekhuis heeft geplaatst. Volgens [A] deed die kachel het. Zij heeft dat op 7 januari 2014 zelf geconstateerd omdat zij die dag in het dekhuis heeft vergaderd. Ook [B] en [F] hebben verklaard dat met het plaatsen van een houtkachel in het dekhuis die ruimte goed verwarmd werd. Tegenover deze verklaringen leggen de verklaringen van [C] en [D] (met houtkachel kon het dekhuis slechts deels warm gestookt worden) en de verklaring van [E] (de kachel gaf op zich wel voldoende warmte, maar dat dat niet het geval wanneer sprake was van een stroomstoring) onvoldoende gewicht in de schaal.
waterleiding vorstvrijis aangelegd. Volgens [C] is er tussen 3 december 2013 en 6 januari 2014 niets met de waterleiding gebeurd. [D] heeft niet specifiek op de waterleiding gelet, maar herinnert zich wel dat de leiding wel eens bevroren was en dat dit in januari 2014 nog niet was verbeterd. Volgens [E] is er met de waterleiding tussen 3 december 2013 en
twee functionerende toilettenbetreft, geldt het volgende. [A] heeft verklaard dat er nooit twee toiletten waren die gelijktijdig functioneerden. Dat dit ook na 6 januari 2014 nog zo was, durft ze echter niet onder ede te verklaren. Haar verklaring draagt dan ook niet bij aan het door De Noorderlingen te leveren bewijs. Dat geldt ook voor de verklaring van [B] , die zich niet kan herinneren dat er iets is gebeurd aan een functionerend tweede toilet. [C] weet niet of er ooit twee toiletten tegelijk goed hebben gefunctioneerd. Ook zijn verklaring draagt niet bij aan het te leveren bewijs; hij heeft immers niet verklaard dat de situatie op 6 januari 2014 nog hetzelfde was als op
lekkage van regenwater in het ruimte voorkomen. Zo heeft hij een afdichtingszeil geplaatst, kieren afgedicht met rubbers en twee wat grotere plekken die lekkage veroorzaakten dichtgespoten met isolatieschuim. Zijn verklaring wordt deels ondersteund door die van [B] . Volgens [B] is er tussen 3 december 2013 en 6 januari 2014 aan dit euvel gewerkt, maar of de lekkage toen helemaal verholpen was, weet [B] niet. Volgens de andere getuigen stond er ook na 6 januari 2014 nog water in het ruim - de een is daar wat stelliger in dan de ander -, maar of het water afkomstig was van nieuwe lekkages of dateerde van voor 6 januari 2014, blijkt niet uit hun verklaringen. Daarmee is het te leveren bewijs dan ook niet geleverd.
het ruim warm te stoken zonder geluidsoverlast. Uit de verklaringen van de getuigen blijkt wel dat Petit Mbao in de persoon van [G] tussen 3 december 2013 en
4.4. De verdere bespreking van het geschil tussen partijen
grief II in het principaal appel) bezwaar gemaakt tegen dit oordeel. Uit wat hiervoor is vastgesteld, blijkt dat dit bezwaar deels terecht is. Deels, omdat De Noorderlingen niet heeft bewezen dat vier van de vijf in het verslag genoemde punten nog niet waren verholpen. Maar De Noorderlingen heeft wel bewezen dat het punt van het zonder geluidsoverlast verwarmen van het ruim nog niet was opgelost. In zoverre is het bezwaar van Petit Mbao tegen het oordeel van de kantonrechter ongegrond. De vraag is wat dat betekent voor de vorderingen van partijen.
de grieven III en IV in het principaal appel) gaan dan ook niet op.
Dit bedrag is toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2017, de datum waarop de vordering (weliswaar met een wat andere grondslag) is ingesteld.
de grieven II en III in het incidenteel appel) zijn dan ook gedeeltelijk gegrond.
grief V in het principaal appel) faalt dan ook.
5.5. De beslissing
€ 9.139,50 voor geliquideerd salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest en te vermeerderen met de nakosten van € 163,-, te verhogen met € 85,- indien niet binnen 14 dagen na de datum van dit arrest aan dit arrest is voldaan èn betekening heeft plaatsgevonden;
wijst het meer of anders gevorderde af.