In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 april 2019. De zaak betreft de waardevaststelling van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 12 te [Z] voor het jaar 2018, vastgesteld door de heffingsambtenaar van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente op € 224.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling en is in beroep gegaan bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 december 2020 is het geschil besproken, waarbij belanghebbende de waarde te hoog vond en concludeerde tot een verlaging naar € 209.000. De heffingsambtenaar heeft echter betoogd dat de vastgestelde waarde juist is, onderbouwd met een taxatierapport van een gediplomeerd WOZ-taxateur. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld of de heffingsambtenaar zijn bewijslast heeft voldaan.
Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. De referentieobjecten die door de heffingsambtenaar zijn opgevoerd, zijn voldoende vergelijkbaar met de onroerende zaak. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, en belanghebbende kan binnen zes weken na de uitspraak in cassatie gaan bij de Hoge Raad.