Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
- bepaald dat de man een bedrag van € 506.610,- aan de vrouw zal voldoen in het kader van de bruidsgave, als equivalent van 600 Bahar-Azadi gouden munten, welk bedrag vermeerderd zal worden met de wettelijke rente indien de man dit bedrag niet binnen twee weken na de betekening van de beschikking aan de vrouw heeft betaald en deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn zelfstandige verzoeken;
- de proceskosten gecompenseerd in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen; en
- het meer of anders verzochte afgewezen.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Gaat het om een vordering boven de 110 Bahar Azadi goudstukken (…), dan dient er te worden geprocedeerd en kan de draagkracht van de man worden meegewogen in de rechterlijke beslissing over vorderingen met betrekking tot de (uitgestelde) bruidsgave die nog hoger liggen. Een aflossing in termijnen is dan, bijvoorbeeld, mogelijk. De vordering van de vrouw voor het 'surplus’ blijft evenwel opeisbaar vanaf het moment dat de man weer voldoende draagkracht of financiële ruimte heeft voor het aflossen van de bruidsgave.’
6.De slotsom
7.De beslissing
behoudens de beslissingen over de echtscheiding en de proceskosten, en in zoverre opnieuw beschikkende: