Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[appellante1] B.V.,en2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[appellante2] B.V.,beide gevestigd te [A] ,3. [appellant3] ,en4. [appellante4] ,beide wonende te [A] ,
eisers in het incident,
hierna: [appellante1] , [appellante2] , [appellant3] , en [appellante4] en gezamenlijk [appellanten] c.s.,
verweerster in het incident,
1.De procedure bij de rechtbank
29 april 2019 en 8 juli 2020, die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft gewezen.
2.De procedure in hoger beroep
- de memorie van antwoord.
3.De motivering van de beslissing in het incident
€ 21.000.000,-. Dit bedrag heeft de gemeente aan [B] betaald met het oog op het, onder bepaalde afspraken en voorwaarden, verwerven van de opstalrechten en de opstallen op het perceel waar de bedrijfsactiviteiten werden uitgeoefend.De voornoemde (rechts)personen worden hierna gezamenlijk [de (rechts)personen] c.s. genoemd.
€ 3.500.000,-. In deze procedure (pauliana procedure [plaats] ) vordert de gemeente tegenover [appellanten] c.s. de vernietiging van de vestiging van een hypotheekrecht.