Uitspraak
[appellant in principaal beroep],
[geïntimeerde in principaal beroep],
[geïntimeerde in principaal beroep],
1.ASR Schadeverzekering N.V.,
ASR,
2.[appellant in principaal beroep] ,
[appellant in principaal beroep],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar gaan de zaken over?
“art. 3.1U bent verzekerd als particulier. Er mag geen sprake zijn van betaalde werkzaamheden.(…)art. 4.6Verricht u voor iemand anders een vriendendienst? En brengt u daarbij hem of haar schade toe? Volgens de wet bent u dan vaak niet aansprakelijk. Wij vergoeden dan toch de schade tot maximaal € 12.500,- per gebeurtenis.”
3.De procedure bij de rechtbank
De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat de schade die [geïntimeerde in principaal beroep] stelt te lijden mede het gevolg is van een omstandigheid die aan hemzelf kan worden toegerekend in de zin van artikel 6:101 BW (eigen schuld). De rechtbank heeft daarom de schade over [geïntimeerde in principaal beroep] en
Over de aansprakelijkheid van ASR heeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerde in principaal beroep] te weinig heeft gesteld om aan te nemen dat de aansprakelijkheid van [appellant in principaal beroep] door de AVP-polis wordt gedekt, nu de oorzaak van de schade moet worden gezien als gelegen in een handelen van [appellant in principaal beroep] dat niet kan worden gekwalificeerd als handelen van een particulier of als vriendendienst in de zin van de polis.
4.Wat is het oordeel van het hof?
in de zaak tussen [appellant in principaal beroep] en [geïntimeerde in principaal beroep] (zaaknummer 200.242.662/01)
heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, dat zich eveneens richt tegen het oordeel van de rechtbank over de eigen schuld. [geïntimeerde in principaal beroep] betoogt dat van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW geen sprake is. Het hof zal de grieven hierna thematisch bespreken.
In het eerste rapport van Cunningham & Lindsey, het door ASAR ingeschakelde expertisebureau, is als observatie van de expert vermeld dat de loods redelijk verlicht is en een rommelige indruk maakt. Het hof gaat uit van de juistheid van deze observatie, die door partijen niet gemotiveerd wordt weersproken. Partijen zijn het er over eens dat zij bij de kiepwagen ongeveer twee minuten met elkaar gepraat hebben. De kiepwagen stond boven de betonnen smeerkuil, daarachter stond een shovel. Er lag een rooster op de smeerkuil maar dat lag gedeeltelijk onder de kiepwagen. Ook lag er een oliekarretje op de smeerkuil, dat zich gedeeltelijk onder de armen van de shovel bevond. Tussen het rooster en het oliekarretje zat een gat met een breedte van ongeveer 25 tot 40 centimeter. Op enig moment heeft [geïntimeerde in principaal beroep] om de kiepwagen heen willen lopen is daarbij vrijwel direct tussen de kiepwagen en de shovel in de 1,5 meter diepe smeerkuil gevallen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat [geïntimeerde in principaal beroep] , zoals hij gesteld heeft en door [appellant in principaal beroep] onvoldoende gemotiveerd weersproken is, de smeerkuil in het geheel niet heeft opgemerkt en niet, zoals [appellant in principaal beroep] gesuggereerd heeft, een misrekening heeft gemaakt door te denken dat hij op het oliekarretje kon stappen om de smeerkuil over te steken en daarbij ten val is geraakt.
aansprakelijkheid [appellant in principaal beroep]
de slotsom
in de zaak tussen [geïntimeerde in principaal beroep] en ASR (zaaknummer 200.256.736/01)
dekking onder de AVP
“U bent verzekerd als particulier. Er mag geen sprake zijn van betaalde werkzaamheden.”
overige verweren
Ook dit verweer slaagt niet. De aansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal op grond van artikel 6:174 BW rust krachtens artikel 6:181 lid 1 BW op degene die de opstal gebruikt in de uitoefening van een bedrijf, tenzij het ontstaan van de schade niet met de uitoefening van het bedrijf in verband staat. Het feit dat de schade ontstaan is in de loods, maakt niet dat dit met de uitoefening van het bedrijf van [appellant in principaal beroep] in verband staat. Zoals uit wat het hof hiervoor heeft overwogen blijkt, was van bedrijfsmatig handelen geen sprake. Dit verweer leidt er dan ook niet toe dat [appellant in principaal beroep] niet als particulier aansprakelijk zou kunnen zijn jegens [geïntimeerde in principaal beroep] .
de slotsom