In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en het ouderlijk gezag van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De vader, [verweerder], en de moeder, [verzoekster], zijn betrokken bij een langdurige juridische strijd over de opvoeding van hun kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader moeten hebben, om te waarborgen dat hij niet uit hun leven verdwijnt. De zorgregeling is zodanig vastgesteld dat de kinderen hoofdzakelijk bij de moeder verblijven, maar met voldoende contactmomenten met de vader. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de opvoedsituatie, waarbij de zorgen van de gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming zijn meegewogen. Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de communicatie met de vader te bevorderen en dat dit in het belang van de kinderen niet langer kan worden geaccepteerd. De vader heeft blijk gegeven van betrokkenheid en verantwoordelijkheid, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om het hoofdverblijf bij hem te bepalen. De uitspraak benadrukt het belang van een stabiele en veilige omgeving voor de ontwikkeling van de kinderen, waarbij de rol van de vader cruciaal is.