Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
advocaat: mr. M.J.R. Roethof te Arnhem.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2021, gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007, die sinds 7 mei 2020 onder toezicht staat van de Jeugdbescherming. De moeder, die alleen het gezag over het kind heeft, is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 2 november 2020 de ondertoezichtstelling had verlengd tot 7 november 2021 en een schriftelijke aanwijzing had bekrachtigd. De vader is als belanghebbende aangemerkt, omdat de minderjarige in gezinsverband met hem en de moeder samenwoont. De moeder verzoekt het hof om de beslissing van de rechtbank ongedaan te maken en de ondertoezichtstelling niet te verlengen, terwijl de Jeugdbescherming verweer voert en vraagt om de beslissing van de kinderrechter in stand te houden.
Tijdens de zitting op 30 maart 2021 zijn de verzoeken van de moeder behandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige al geruime tijd niet naar school gaat en dat dit leidt tot een achterstand in haar ontwikkeling. Ondanks de inspanningen van de ouders om hulp te krijgen, is het hen niet gelukt om de minderjarige weer naar school te laten gaan. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de minderjarige de ondersteuning krijgt die zij nodig heeft om haar achterstand in te halen. Het hof bekrachtigt daarom de beslissing van de kinderrechter en wijst het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad af, omdat dit verzoek geen belang meer heeft na de beslissing over de ondertoezichtstelling.