ECLI:NL:GHARL:2021:3884

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.289.215
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige en afwijzing van verzoek tot schorsing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2021, gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007, die sinds 7 mei 2020 onder toezicht staat van de Jeugdbescherming. De moeder, die alleen het gezag over het kind heeft, is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 2 november 2020 de ondertoezichtstelling had verlengd tot 7 november 2021 en een schriftelijke aanwijzing had bekrachtigd. De vader is als belanghebbende aangemerkt, omdat de minderjarige in gezinsverband met hem en de moeder samenwoont. De moeder verzoekt het hof om de beslissing van de rechtbank ongedaan te maken en de ondertoezichtstelling niet te verlengen, terwijl de Jeugdbescherming verweer voert en vraagt om de beslissing van de kinderrechter in stand te houden.

Tijdens de zitting op 30 maart 2021 zijn de verzoeken van de moeder behandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige al geruime tijd niet naar school gaat en dat dit leidt tot een achterstand in haar ontwikkeling. Ondanks de inspanningen van de ouders om hulp te krijgen, is het hen niet gelukt om de minderjarige weer naar school te laten gaan. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de minderjarige de ondersteuning krijgt die zij nodig heeft om haar achterstand in te halen. Het hof bekrachtigt daarom de beslissing van de kinderrechter en wijst het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad af, omdat dit verzoek geen belang meer heeft na de beslissing over de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.289.215-01 en 200.289.215-02
(zaaknummers rechtbank Gelderland 377610 en 377648)
beschikking van 20 april 2021
in het hoger beroep van
[verzoekster](de moeder),
woonplaats: [A] ,
advocaat: mr. M.J.R. Roethof te Arnhem.
Belanghebbenden zijn:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
en
[de vader](de vader),
woonplaats: [A] .

1.Het onderwerp

1.1.
Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , geboren [in] 2007.
1.2.
Alleen de moeder heeft het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij haar ouders.
1.3.
[de minderjarige] staat onder toezicht van de Jeugdbescherming sinds 7 mei 2020.
1.4.
De Jeugdbescherming heeft op 7 oktober 2020 een schriftelijke aanwijzing gegeven.

2.De beslissing van de rechtbank

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 2 november 2020 een beslissing genomen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 7 november 2021 en de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd. De kinderrechter heeft ook beslist dat de ondertoezichtstelling uitgevoerd mag worden, ook al is er hoger beroep ingesteld.

3.Het hoger beroep

3.1.
De vader is in hoger beroep als belanghebbende aangemerkt. Normaal gesproken zijn alleen de ouders met gezag belanghebbende in de procedure over de ondertoezichtstelling. Omdat [de minderjarige] in gezinsverband samenwoont met haar moeder én haar vader, is ook de vader belanghebbende in deze zaak.
3.2.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij wil dat het hof die beslissing ongedaan maakt en alsnog het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afwijst. Het verzoek van de moeder in hoger beroep is bij het hof geregistreerd onder zaaknummer 200.289.215-01.
De moeder heeft ook een verzoek gedaan over de schriftelijke aanwijzing. Omdat dit verzoek tijdens de zitting in hoger beroep is ingetrokken hoeft het hof hierover geen beslissing meer te nemen.
Daarnaast wil de moeder schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad. Dit betekent dat zij wil dat de beslissing van de kinderrechter niet kan worden uitgevoerd totdat het hof hierover een beslissing heeft genomen. Dit verzoek is bij het hof geregistreerd onder zaaknummer 200.289.215-02.
3.3.
De vader staat achter de verzoeken van de moeder.
3.4.
De Jeugdbescherming is het niet eens met de verzoeken van de moeder en voert verweer. De Jeugdbescherming verzoekt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen en de beschikking van 2 november 2020 in stand te laten.

4.De rechtszaak bij het hof

4.1.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 28 januari 2021;
- de brief van de raad voor de kinderbescherming van 19 februari 2021 waarin de raad schrijft niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn;
- een verweerschrift van de Jeugdbescherming met bijlagen.
4.2.
[de minderjarige] heeft in een brief aan het hof geschreven wat zij van de zaak vindt.
4.3.
Het hof heeft de verzoeken in beide zaaknummers tegelijk op zitting behandeld. De zitting bij het hof was op 30 maart 2021. Aanwezig waren:
- mr. Roethof namens de moeder;
- mevrouw [B] en mevrouw [C] voor de Jeugdbescherming;
De vader en de moeder waren via een telefonische verbinding bij de zitting aanwezig.

5.De redenen voor de beslissing

De ondertoezichtstelling
De wet
5.1.
De kinderrechter kan een ondertoezichtstelling verlengen met maximaal een jaar. Dat staat in artikel 1:260 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling alleen verlengen als daar een goede reden voor is. Die reden staat in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW):
De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Het kan dan alleen als de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen.
De beslissing van het hof
5.2.
Het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kinderrechter.
5.3.
[de minderjarige] gaat al langere tijd niet of nauwelijks naar school en ook lukt het haar niet om online lessen te volgen. Hierdoor blijft haar kennis achter op die van leeftijdsgenoten. Als het schoolverzuim niet (voldoende) afneemt zal [de minderjarige] geen diploma kunnen halen. Ook zal [de minderjarige] een sociaal-emotionele achterstand oplopen, omdat zij niet leert om met regels en structuur om te gaan en samen te werken. Dat staat in de weg aan een goede ontwikkeling naar haar meerderjarigheid. Het hof vindt het daarom heel belangrijk dat [de minderjarige] zo snel mogelijk weer naar school gaat en de online lessen volgt.
5.4.
Ook de ouders vinden het belangrijk dat [de minderjarige] weer naar school gaat en zij zeggen er alles aan te doen om dit voor elkaar te krijgen. Zo hebben zij regelmatig contact met de leerplichtambtenaren, de school en zoeken zij hulp voor [de minderjarige] .
5.5.
Volgens het hof is er de afgelopen tijd veel hulp ingezet, maar zelfs met deze hulp lukt het de ouders niet om [de minderjarige] weer naar school te laten gaan. Volgens de ouders kan hulp niet worden opgestart, omdat zij hierin worden tegengewerkt door de Jeugdbescherming. Het hof is dit niet met de ouders eens.
Zo geeft [D] aan dat de hulp is stopgezet, omdat er geen samenwerking met de ouders mogelijk was. [D] zegt dat er meerdere herinneringen zijn verstuurd voor het invullen van vragenlijsten en dat de ouders tot drie keer toe niet zijn gekomen op afspraken.
Ook de gezinsvoogd heeft meerdere keren geprobeerd in contact te komen met de ouders. Ondanks de pogingen van de gezinsvoogd is het niet gelukt om de ouders en [de minderjarige] te ontmoeten en te spreken. Hierdoor lukt het de gezinsvoogd niet om afspraken te maken met de ouders.
Verder heeft de school op verschillende manieren geprobeerd de ouders te helpen bij het tot stand laten komen van de online lessen. Op deze momenten houden de ouders het directe contact af, waardoor het ook de school niet lukt [de minderjarige] te helpen bij haar online lessen.
Ten slotte zou de gezinsvoogd de ouders tegenwerken bij het krijgen van een verwijzing voor [de minderjarige] naar de kinderarts. De huisarts heeft de gezinsvoogd hierover geïnformeerd en gezegd dat er geen verwijzing komt, omdat [de minderjarige] eerder al door de kinderarts is onderzocht. Omdat de kinderarts geen oorzaak voor de vermoeidheid heeft kunnen vinden, ziet de huisarts geen aanleiding om [de minderjarige] opnieuw te verwijzen naar de kinderarts.
5.6.
Het hof beslist dat een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig is om ervoor te zorgen dat de achterstand van [de minderjarige] niet nog groter wordt. Het hof vindt het heel belangrijk dat [de minderjarige] zo snel mogelijk weer naar school gaat en de online lessen gaat volgen. Ook al doen de ouders hun best, het is de ouders tot nu toe niet gelukt om [de minderjarige] weer lessen te laten volgen. Daarom vindt het hof het belangrijk dat de Jeugdbescherming de ouders daarbij gaat helpen. Om de hulp van de Jeugdbescherming te laten slagen is het nodig dat de ouders openstaan voor een samenwerking met de Jeugdbescherming. Vanwege de kwetsbare gezondheid van de moeder zijn de ouders erg voorzichtig met het ontvangen van mensen thuis. Tijdens de zitting zijn daarom voorstellen gedaan om in de tuin of via een wandeling buiten het gesprek met elkaar aan te gaan. Het hof gaat ervan uit dat de ouders deze toezegging zullen nakomen en er samen met de Jeugdbescherming aan zullen werken om [de minderjarige] weer naar school te laten gaan.
5.7.
Kortom, het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom in stand laten (bekrachtigen).
De schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad
5.8.
Het hof doet in deze beschikking uitspraak in het verzoek over de ondertoezichtstelling. Daarom heeft de moeder geen belang meer bij een oordeel van het hof over het verzoek tot schorsing van de werking van de beschikking van de rechtbank. Het hof zal dit verzoek daarom afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in de zaak met zaaknummer 200.289.215-01:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 2 november 2020, voor zover het de ondertoezichtstelling betreft;
in de zaak met zaaknummer 200.289.215-02:
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.H. Lieber en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 20 april 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.