Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de zoon,
1.[verweerster1] ,
Stichting [verweerster2] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming van een bewindvoerder. De zaak betreft een geschil tussen de zoon van de rechthebbende, die als bewindvoerder was aangesteld, en de stichting die in zijn plaats was benoemd. De zoon, die ook mentor is van zijn moeder, was van mening dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat zijn functioneren als bewindvoerder niet voldeed en dat hij ontslagen moest worden. Het hof oordeelde dat de zoon niet in staat was om op de voorgeschreven wijze rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde bewind, wat een gewichtige reden was voor zijn ontslag. Echter, het hof oordeelde ook dat het in het belang van de moeder niet wenselijk was dat de stichting als bewindvoerder zou optreden, gezien de slechte communicatie tussen de zoon en de stichting. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover de stichting was benoemd en de zaak verwezen naar de rechtbank Overijssel voor de benoeming van een nieuwe bewindvoerder. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.