ECLI:NL:GHARL:2021:3961

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
200.287.333
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging benoeming bewindvoerder in familiezaken met verwijzing naar rechtbank voor nieuwe benoeming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming van een bewindvoerder. De zaak betreft een geschil tussen de zoon van de rechthebbende, die als bewindvoerder was aangesteld, en de stichting die in zijn plaats was benoemd. De zoon, die ook mentor is van zijn moeder, was van mening dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat zijn functioneren als bewindvoerder niet voldeed en dat hij ontslagen moest worden. Het hof oordeelde dat de zoon niet in staat was om op de voorgeschreven wijze rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde bewind, wat een gewichtige reden was voor zijn ontslag. Echter, het hof oordeelde ook dat het in het belang van de moeder niet wenselijk was dat de stichting als bewindvoerder zou optreden, gezien de slechte communicatie tussen de zoon en de stichting. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover de stichting was benoemd en de zaak verwezen naar de rechtbank Overijssel voor de benoeming van een nieuwe bewindvoerder. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.287.333
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8534348 BM 20-1093)
beschikking van 22 april 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de zoon,
advocaat: mr. J. Engels te Vroomshoop, gemeente Twenterand,
en

1.[verweerster1] ,

wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de dochter,
2.
Stichting [verweerster2] ,
gevestigd te [C] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder en mentor van de dochter alsmede in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de hierna te noemen moeder,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de stichting,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [D] ,
verder te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 15 september 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 december 2020;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Engels van 15 maart 2021 met producties;
- een journaalbericht van mr. Geeraths van 15 maart 2021 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 maart 2021 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
-de zoon, bijgestaan door zijn advocaat;
- [E] , namens de stichting, bijgestaan door de advocaat;
-de moeder, vergezeld door [F] (begeleider van [G] ).
De dochter is niet verschenen. Namens haar is mr. S.L. Geeraths verschenen.

3.De feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 17 januari 2012 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan de moeder een bewind in de zin van artikel
1: 431van het Burgerlijk Wetboek ingesteld en de zoon tot bewindvoerder benoemd.
3.2
De kantonrechter heeft bij beschikking van 16 juni 2015 een mentorschap ingesteld ten behoeve van de moeder, en de zoon tot mentor benoemd.
3.3
De zoon was bewindvoerder over de goederen van de dochter en hij was tevens mentor ten behoeve van de dochter. Bij beschikking van de kantonrechter van 26 maart 2020 is de zoon op verzoek van de dochter ontslagen als haar bewindvoerder en mentor en is in zijn plaats de stichting benoemd tot bewindvoerder en mentor.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 20 mei 2020, heeft de dochter verzocht de zoon te ontslaan als bewindvoerder en mentor ten behoeve van de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter met ingang van twee weken na de datum van die beschikking de zoon ontslagen als bewindvoerder over de goederen van de moeder en de stichting als opvolgend bewindvoerder benoemd.
De kantonrechter heeft het verzoek om de zoon ook als mentor ten behoeve van de moeder te ontslaan, afgewezen.
4.2
De zoon is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen voor zover hij daarbij is ontslagen als bewindvoerder en de stichting in zijn plaats is benoemd en (het hof begrijpt:) het verzoek om hem te ontslaan als bewindvoerder alsnog af te wijzen, dan wel een andere bewindvoerder dan de stichting te benoemen, kosten rechtens.
4.3
De dochter en de stichting voeren verweer en verzoeken het hof het verzoek in hoger beroep van de zoon af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve.
5.2
De zoon stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de situatie waarin hij bewindvoerder was over de goederen van zijn moeder, teveel onrust voor de moeder opleverde en dat de kantonrechter hem ten onrechte heeft ontslagen als bewindvoerder. Volgens hem is bovendien ontslag van de bewindvoerder anders dan op eigen verzoek enkel mogelijk als de bewindvoerder niet meer aan de wettelijke eisen voldoet of als er gewichtige redenen zijn. Daarvan is volgens hem geen sprake.
Hij is van mening dat hij, ondanks dat hij geen professional is, een degelijk bewind heeft gevoerd.
5.3
De dochter en de stichting stellen dat de zoon zich niet heeft gedragen als een goed bewindvoerder. Hij heeft volgens hen geen goede boekhouding bijgehouden en daarmee geen deugdelijk bewind gevoerd. De rechtbank heeft volgens hen dan ook terecht en op de juiste gronden de zoon ontslagen als bewindvoerder en de stichting in zijn plaats benoemd.
5.4
Het hof oordeelt als volgt. Uit de stukken en wat is besproken ter zitting is gebleken dat de zoon tot nu toe niet op de in het kader van de bewindvoering voorgeschreven wijze rekening en verantwoording heeft kunnen afleggen bij de kantonrechter over het door hem gevoerde bewind over de goederen van de moeder. De zoon heeft in dat verband verklaard dat hij het onderhoud van de woning van de moeder met de bijbehorende grote tuin altijd heeft verzorgd. Volgens zijn verklaring is het hem gelukt om die kosten zo laag mogelijk te houden door, zoals in zijn woonomgeving gebruikelijk is, gebruik te maken van elkaars (vrienden)diensten en door regelmatig (via online verkoopsites) tweedehands spullen te kopen die hij vervolgens heeft gereviseerd. Van de daarmee gemoeide kosten heeft hij geen bonnetjes overgelegd. Daarnaast is er veel discussie geweest over, onder andere, de verhuur van de woning van de moeder aan de dochter. De zoon heeft desgevraagd verklaard dat hij zich realiseert dat hij niet een correcte rekening en verantwoording heeft afgelegd. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende gebleken dat de zoon vanaf nu wel in staat zal zijn tot het bijhouden van een nauwkeurige administratie, nodig voor het doen van rekening en verantwoording op de daartoe voorgeschreven wijze. In het voorgaande ziet het hof een gewichtige reden om de zoon te ontslaan als bewindvoerder over de goederen van de moeder.
5.5
Het hof acht het echter niet in het belang van de moeder dat de stichting bewindvoerder zal worden over haar goederen. De zoon is mentor ten behoeve van de moeder. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof is gebleken dat de zoon zijn taak als mentor naar tevredenheid uitoefent. Duidelijk is dat hij zeer betrokken is bij het welzijn van zijn moeder. Het zal in de toekomst wellicht nodig zijn dat de zoon als mentor van de moeder moet overleggen met de bewindvoerder van de moeder. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is gebleken dat de verstandhouding tussen de zoon en de stichting, de door de rechtbank benoemde bewindvoerder over de moeder, niet goed is en dat het hen niet lukt op een goede manier en in het belang van de moeder met elkaar te communiceren. Het hof acht het daarom in het belang van de moeder dat er een andere bewindvoerder over de goederen van de moeder wordt benoemd. De zoon, die (subsidiair) heeft verzocht om een andere bewindvoerder te benoemen, heeft daartoe geen concreet voorstel aan het hof gedaan. Het hof zal daarom de zaak verwijzen naar de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, voor de benoeming van een (andere) bewindvoerder.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover daarbij de stichting tot bewindvoerder is benoemd, vernietigen en in zoverre beslissen als volgt. Het hof zal de bestreden beschikking voor het overige, te weten het ontslag van de zoon als bewindvoerder, met verbetering van de hiervoor genoemde gronden, bekrachtigen.
6.2
Gelet op de omstandigheid dat partijen in familierechtelijke rechtsbetrekking tot elkaar staan en het geschil hieruit voortvloeit, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van
15 september 2020 voor zover daarbij met ingang van twee weken na de datum van die beschikking tot bewindvoerder over de goederen van de moeder ( [de moeder] ) is benoemd de Stichting [verweerster2] , gevestigd te [C] ,
en in zoverre opnieuw beschikkende:
verwijst de zaak voor de benoeming van een nieuwe bewindvoerder naar genoemde rechtbank;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.H.A. Moes, R. Feunekes en E. de Boer, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. R. Feunekes en is op 22 april 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.