Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
belanghebbendenzijn aangemerkt:
informantis aangemerkt:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de goederen van verzoekster, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en andere beperkingen. Verzoekster, geboren in Marokko en sinds 2011 in Nederland, heeft een verblijfsvergunning en verbleef in een beschermde woonvoorziening. In eerste aanleg heeft de kantonrechter op 13 mei 2020 besloten om haar goederen onder bewind te stellen, wat verzoekster heeft aangevochten met drie grieven. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 29 maart 2021 plaatsvond. Verzoekster was bijgestaan door haar advocaat en een beëdigd tolk. De bewindvoerder en de betrokken stichting hebben verweer gevoerd tegen de grieven van verzoekster.
Het hof heeft vastgesteld dat verzoekster niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, onder andere door haar verstandelijke beperking en taalproblemen. Het hof heeft de argumenten van verzoekster over haar zelfstandigheid en eerdere ervaringen met geldbeheer gewogen, maar geconcludeerd dat de onderbewindstelling noodzakelijk is. De betrokken partijen hebben aangegeven dat verzoekster professionele begeleiding nodig heeft om haar financiële keuzes te maken en te overzien. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het belang van hoor en wederhoor en de noodzaak van bescherming van verzoekster zijn benadrukt.