In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de zorgregeling tussen een vader en moeder voor hun twee minderjarige kinderen. De vader, appellant in het principaal hoger beroep, vordert dat de moeder wordt veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling zoals eerder vastgesteld. De moeder, geïntimeerde in het principaal hoger beroep, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de zorgregeling te schorsen. De zaak is behandeld op 19 januari 2021, waarbij het hof de feiten en eerdere uitspraken in acht heeft genomen. De vader heeft vier grieven ingediend, terwijl de moeder twee grieven heeft ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgregeling voor de kinderen in de oneven weekenden van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader zal plaatsvinden, evenals de helft van de vakanties. Het hof heeft de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter gedeeltelijk vernietigd, maar de schorsing van de zorgregeling voor de vader en de jongste minderjarige is in stand gehouden. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elk van de partijen de eigen kosten draagt. Het hof heeft benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat er duidelijkheid moet zijn over de zorgregeling.