In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 juni 2019. De zaak betreft de waardevaststelling van de woning van belanghebbende, gelegen aan [a-straat] 41 te [Z], voor het jaar 2018, vastgesteld door de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn op € 234.000 per waardepeildatum 1 januari 2017. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde te hoog was, waarbij hij een lagere waarde van € 228.000 bepleitte. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 3 mei 2021, die digitaal plaatsvond, zijn zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar vertegenwoordigd. De taxateur, ing. [C], heeft de waarde van de woning verdedigd aan de hand van een taxatiematrix en verkoopcijfers van vergelijkbare woningen. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar zorgvuldig gewogen. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning per waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld, en dat de vergelijkingsobjecten [a-straat] 37 en [a-straat] 9 bruikbaar waren voor de waardebepaling.
Het Hof heeft uiteindelijk het hoger beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.