In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot de ontruiming van onroerende zaken gelegen aan de [a-straat] en [b-straat] te [A]. De appellanten, bestaande uit vijf personen, hebben in eerste aanleg een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, aangevochten. Dit vonnis, gewezen op 3 juni 2021, verplichtte hen om de onroerende zaken binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. De ontruiming was gepland op 16 juni 2021. De appellanten stelden dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat er vermoedens waren van beschermde diersoorten in de betrokken onroerende zaken, wat de uitvoerbaarheid van de ontruiming op korte termijn onzeker maakte.
Tijdens de procedure bij het hof, die op 14 juni 2021 plaatsvond, zijn de pleidooien gehouden en zijn de grieven en producties besproken. Het hof heeft op 15 juni 2021 uitspraak gedaan, waarbij het het vonnis van de voorzieningenrechter heeft vernietigd. Het hof wees de vorderingen van de geïntimeerde, de Eerste Twentsche Elementenfabriek Etef Journee B.V., in conventie af en heeft Etef in reconventie veroordeeld tot het geven van toestemming voor het aanleggen van een wateraansluiting op het adres [a-straat] 23 te [A]. Dit alles onder een dwangsom van € 20.000,- indien Etef niet binnen twee dagen na betekening van het vonnis de gevorderde toestemming verleent. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de appellanten in beide instanties vergoed.
De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de motivering van de beslissing zal op 29 juni 2021 aan partijen worden bekendgemaakt.