ECLI:NL:GHARL:2021:6448
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Wijma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de informatieplicht van de officier van justitie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 18 oktober 2019 een sanctie had opgelegd voor een snelheidsovertreding. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde B. de Jong LLB., heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om proceskostenvergoeding afwees.
De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de officier van justitie de informatieplicht had geschonden door nieuwe stukken, waaronder een kalibratietabel, niet tijdig te verstrekken. Het hof oordeelde dat de officier van justitie op grond van artikel 7:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de betrokkene opnieuw had moeten horen na het indienen van deze stukken. Het hof stelde vast dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kon blijven, omdat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de nieuwe informatie.
Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond. De inleidende beschikking, waarbij een sanctie van € 270,- was opgelegd voor overschrijding van de maximumsnelheid, werd ongegrond verklaard. Het hof wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld. Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van de officier van justitie in het kader van de Awb en de noodzaak om belanghebbenden tijdig te informeren over relevante stukken in een procedure.