Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding bij de kantonrechter
2.Het geding in hoger beroep
Waar het in deze procedure over gaat
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde] over de betaling van een factuur voor werkzaamheden die [geïntimeerde] als belastingadviseur heeft verricht. [geïntimeerde] vorderde betaling van een factuur van 10 augustus 2018, terwijl [appellante] in reconventie een verklaring voor recht vroeg dat zij geen opdracht aan [geïntimeerde] had gegeven. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, maar [appellante] ging in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de door [geïntimeerde] gestelde opdracht niet vaststaat. Het hof concludeerde dat [appellante] slechts een beperkte opdracht had gegeven aan [geïntimeerde] om te bewerkstelligen dat haar zoon [kind1] het bedrijf kon voortzetten. Het hof oordeelde dat er een belangenconflict was, omdat [geïntimeerde] ook voor [de echtgenoot] optrad. Dit leidde tot de conclusie dat de opdracht niet geldig was, omdat [geïntimeerde] niet had gehandeld in overeenstemming met de wettelijke vereisten voor het dienen van twee heren.
Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor zover het de vordering van [geïntimeerde] betrof en veroordeelde [appellante] tot betaling van € 2.170,89, te vermeerderen met wettelijke rente. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, wat betekende dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. De vordering in reconventie van [appellante] werd afgewezen.