ECLI:NL:GHARL:2021:6820

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
Wahv 200.256.188/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • J. Lageveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, waarbij aan de betrokkene een sanctie van € 131,- is opgelegd voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De gedraging vond plaats op 2 januari 2018 om 20:57 uur op de Capelseweg in Capelle aan den IJssel. De gemachtigde van de betrokkene betwist dat de gedraging heeft plaatsgevonden en stelt dat er geen bord H1 is gepasseerd, wat betekent dat de maximumsnelheid van 50 km/h niet van toepassing zou zijn. Daarnaast wordt betwist dat de snelheid correct is gemeten met een goedgekeurd snelheidsmeetmiddel.

Het hof heeft in een tussenarrest van 9 april 2021 de advocaat-generaal gevraagd om aanvullende informatie over de bebording. De advocaat-generaal heeft een proces-verbaal van schouw overgelegd, waaruit blijkt dat de bebording op het moment van de gedraging aanwezig was. Het hof oordeelt dat de Wahv niet vereist dat er een ambtsedig proces-verbaal van een opsporingsambtenaar is voor de oplegging van een administratieve sanctie. De gegevens in het dossier zijn voldoende om de gedraging vast te stellen.

Het hof concludeert dat de betrokkene niet in zijn belangen is geschaad door het ontbreken van een verwijzing naar artikel 8 van de Wahv in de inleidende beschikking. De kantonrechter heeft de beslissing om het beroep ongegrond te verklaren bevestigd. Het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.256.188/01
CJIB-nummer
: 213539349
Uitspraak d.d.
: 14 juli 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 6 februari 2019, betreffende

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is B. de Jong LLB., kantoorhoudende te Gouda.

Het tussenarrest

Bij tussenarrest van 9 april 2021 heeft het hof de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na dagtekening van dat arrest aanvullende informatie omtrent de bebording in het geding te brengen. De inhoud van dat arrest wordt hier als ingelast beschouwd.

Het verdere procesverloop van de procedure

Op 12 mei 2021 is van de vertegenwoordiger van de advocaat-generaal een reactie met aanvullende stukken ingekomen ter griffie van het hof. Deze zijn (in kopie) gestuurd naar de gemachtigde van de betrokkene, waarbij de gemachtigde de gelegenheid heeft gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 131,- voor: “overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom, met 15 km/h”. Deze gedraging zou zijn verricht op 2 januari 2018 om 20:57 uur op de Capelseweg in Capelle aan den IJssel met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene betwist de gedraging te hebben verricht. De betrokkene is geen bord H1 gepasseerd, zodat niet kan worden uitgegaan van een maximumsnelheid van 50 km/h. De betrokkene reed vanaf de A20, nam afslag 16 en reed via de Capelseweg de stad binnen. Het ligt volgens de gemachtigde in een dergelijke situatie op de weg van het Openbaar Ministerie om aan te tonen dat de betrokkene een bord H1 is gepasseerd. Voorts wordt betwist dat de werkelijke snelheid is vastgesteld met behulp van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel. In de onderhavige zaak is geen sprake van een ambtsedige verklaring en ook is op de foto de gedraging niet visueel waarneembaar. Verder merkt de gemachtigde op dat in het zaakoverzicht wordt verwezen naar de Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het college van procureurs-generaal, terwijl deze op 1 april 2015 is vervallen. Derhalve is de snelheidsmeting en/of de verklaring in het zaakoverzicht gebaseerd op vervallen regelgeving. Ten slotte stelt de gemachtigde zich op het standpunt dat de inleidende beschikking in strijd met de laatste zin van artikel 5 van de Wahv is opgelegd, omdat niet is gewezen op het bepaalde in artikel 8 van de Wahv.
3. Het hof stelt voorop dat de Wahv niet de eis stelt dat aan een krachtens die wet opgelegde administratieve sanctie een ambtsedig proces-verbaal van een opsporingsambtenaar ten grondslag ligt. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting getest, goedgekeurd en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 68 km/u.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 65 km/u.
Toegestane snelheid : 50 km/u.
Overschrijding met : 15 km/u.(…)
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van goedgekeurde radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal.
Overtreden artikel: 20 sub a RVV 1990(…)”
5. Verder bevat het dossier een foto van de gedraging waarop een voertuig met voornoemd kenteken te zien is. De gegevens in de databalk komen overeen met de gegevens in het zaakoverzicht.
6. De betrokkene wordt verweten te hebben gehandeld in strijd met artikel 20, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) dat bepaalt dat de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom 50 km/h bedraagt. Het begin van de bebouwde kom wordt aangegeven door middel van een bord H1 van bijlage 1 bij het RVV 1990. Om vast te kunnen stellen dat de gedraging is verricht, is niet noodzakelijk dat wordt vastgesteld dat iedere toegangsweg tot de bebouwde kom van een bord H1 is voorzien. Voldoende is dat de toegangsweg waarlangs de bestuurder van het voertuig de bebouwde kom is ingereden is voorzien van een bord H1 (vgl. het arrest van het hof van 28 februari 2020, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:1803).
7. De advocaat-generaal heeft een proces-verbaal van schouw digitale flitspaal d.d.
18 december 2014 overgelegd. Hierin wordt verklaard dat op 18 december 2014 een schouw van de handhavingslocatie is uitgevoerd betrekking hebbende op de digitale flitspaal met HHM 3675 op de Capelseweg, in de richting vanuit de Kanaalweg naar de Hoofdweg.
8. Aan een proces-verbaal van schouw zoals voormeld wordt een lijst gehecht waarop elke volgende schouw wordt geregistreerd. Die lijst wordt voortdurend bijgehouden (vgl. het arrest van het hof van 2 maart 2020, vindplaats op rechtspraak.nl ECLI:NL:GHARL:2020:1817, ov. 8). Aan het proces-verbaal is - onder meer - een schouwlijst gehecht van 2 januari 2018. Dit stuk houdt een lijst in van locaties, data, tijdstippen en HHM nummers.
9. Het hof acht op basis van dit overzicht aannemelijk dat op de dag van de gedraging
(2 januari 2018) om 18:59 uur een schouw van de handhavingslocatie is uitgevoerd op de Capelseweg met paal HHM nummer 3675, waarbij is geconstateerd dat het een weg binnen de bebouwde kom betreft waar een maximumsnelheid van 50 km/h geldt. De door de gemachtigde aangegeven rijroute valt binnen deze handhavingslocatie. Aanwijzingen dat in die situatie twee uren later verandering is opgetreden, zijn er niet. Het verweer van de gemachtigde treft geen doel.
10. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde verder heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de gegevens in het dossier. De enkele ontkenning van de gedraging en de betwisting dat de werkelijke snelheid is vastgesteld met behulp van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel is vastgesteld, is daarvoor onvoldoende. Het feit dat op de foto de gedraging niet visueel waarneembaar is, levert dergelijke twijfel evenmin op.
11. De Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers is per 1 april 2015 vervallen. Per 1 april 2015 is de Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen in werking getreden. In het zaakoverzicht wordt met betrekking tot de door de ambtenaar toegepaste correctie ten onrechte verwezen naar de ten tijde van de gedraging vervallen Aanwijzing. Nu de door de ambtenaar uitgevoerde correctie overeenkomt met de daaromtrent gestelde regels in de Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen, is het hof van oordeel dat de betrokkene daardoor niet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad. Er is geen grond voor het oordeel dat de gedraging niet kan worden vastgesteld. Dit betekent dat de gedraging op grond van vorenomschreven informatie vaststaat.
12. Het hof stelt ten slotte, ook gelet op de door de gemachtigde weergegeven tekst zoals die in de aan de betrokkene uitgevaardigde inleidende beschikking staat vermeld, vast dat in de inleidende beschikking niet is gewezen op het bepaalde in artikel 8 van de Wahv. Daarom is sprake van schending van artikel 5 van de Wahv. Het hof zal echter de inleidende beschikking met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht in stand laten. Niet gebleken is dat de betrokkene door het ontbreken van de verwijzing naar de disculpatiegronden van artikel 8 van de Wahv in zijn (verdedigings)belangen is geschaad. De gemachtigde heeft dit ook niet gesteld. Gelet hierop is de betrokkene door deze schending niet benadeeld.
13. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter een juiste beslissing genomen door het beroep ongegrond te verklaren. Die beslissing zal dan ook worden bevestigd. Aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding is er niet.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Lageveen, als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.