Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, geboren in 2015, bij hun vader. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt het hof de beschikking van de kinderrechter te vernietigen, omdat zij van mening is dat er geen noodzaak is voor de uithuisplaatsing. De kinderrechter had eerder de kinderen onder toezicht gesteld en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, welke verlengd werd tot 1 juni 2021. De moeder stelt dat de uithuisplaatsing meer schade toebrengt dan continuering van het co-ouderschap en dat er onjuiste feiten aan de uithuisplaatsing ten grondslag liggen. De gecertificeerde instelling (GI) en de vader voeren verweer en stellen dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen, die klem zitten tussen de ouders. Het hof oordeelt dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en dat het in het belang van de kinderen is om rust te ervaren in hun opvoedingssituatie. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter, waarbij de uithuisplaatsing is verlengd.