ECLI:NL:GHARL:2021:7156

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
200.274.988
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over wanprestatie en schadevergoeding in overeenkomst van opdracht tussen wervingsbureau en werkgever

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tussen Computron System Management B.V. en Layer Infrastructure & Testing B.V. over een overeenkomst van opdracht. Computron had Layer opdracht gegeven om geschikte kandidaten te vinden voor openstaande vacatures. Een van de kandidaten, [naam1], werd voorgesteld door Layer, maar de informatie over zijn salaris bleek onjuist te zijn. Computron bood [naam1] een hoger salaris aan dan hij daadwerkelijk verdiende, gebaseerd op de onjuiste informatie van Layer. Layer factureerde Computron 25% van het bruto jaarsalaris van [naam1], wat Computron weigerde te betalen. De kantonrechter oordeelde dat Layer recht had op de factuur, maar het hof kwam tot een andere conclusie. Het hof oordeelde dat Layer toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij onjuiste informatie had verstrekt over het salaris van [naam1]. Het hof veroordeelde Layer tot betaling van € 864,- aan Computron ter vergoeding van de schade die Computron had geleden. Daarnaast werd vastgesteld dat Computron € 11.016,- aan Layer moest betalen voor de verrichte diensten, gebaseerd op het correcte salaris van [naam1]. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter en deed opnieuw recht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.274.988
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, 6632384 [1] )
arrest van 27 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Computron System Management B.V.,
gevestigd te Malden,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Computron,
advocaat: mr. G.J. Gerrits,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Layer Infrastructure & Testing B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Layer,
advocaat: mr. M.F.J. van Os.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 3 november 2020 hier over. In dat arrest is een enkelvoudige mondelinge behandeling bepaald die op 20 mei 2021 heeft plaatsgevonden. Van de zitting is een proces-verbaal gemaakt. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Samenvatting en beslissing
2.1
Computron heeft Layer (een wervings- en selectiebureau) opdracht gegeven om twee geschikte kandidaten te vinden voor twee openstaande vacatures binnen haar bedrijf. Eén van de door Layer aan Computron voorgestelde kandidaten voor de functie van ‘netwerk engineer’ was de heer [naam1] (hierna: [naam1] ). Per e-mail van 11 oktober 2017 deelde Layer aan Computron over [naam1] mee: “
(…) [naam1] werkt momenteel 40 uur per week en verdient €3400, daarnaast heeft hij ook een leaseauto en een opzegtermijn van 1 maand. (…)”.Vaststaat dat deze informatie niet klopte. [naam1] verdiende bij zijn vorige werkgever namelijk een lager salaris. Na een gesprek tussen Computron en [naam1] , waarbij de hoogte van [naam1] salaris niet aan de orde is geweest, heeft Computron [naam1] een baan aangeboden. [naam1] heeft dat aanbod geaccepteerd en stemde in met het door Computron voorgestelde bruto maandsalaris van € 3.400,- per maand, een leaseauto en een proeftijd van twee maanden. Layer heeft vervolgens een bedrag van € 13.329,36, zijnde 25% van het bruto jaarsalaris van de aangenomen kandidaat, bij Computron in rekening gebracht als vergoeding voor haar diensten. Computron weigert deze factuur te voldoen. Daarom is Layer deze procedure gestart.
2.2
Partijen twisten in deze procedure, kort gezegd, over de vraag of Layer aanspraak kan maken op het in rekening gebrachte bedrag van 25% van het bruto jaarsalaris en over de vraag of Layer toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, of onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van Computron. Computron stelt zich op het standpunt dat Layer haar onjuist heeft geïnformeerd over het salaris van kandidaat [naam1] , waardoor zij – door die onjuiste voorstelling van zaken – [naam1] een hoger salaris heeft geboden dan dat zij zou hebben gedaan wanneer zij niet onjuist zou zijn geïnformeerd. Een lager salarisvoorstel dan € 3.400,- zou [naam1] volgens haar ook hebben geaccepteerd. Computron meent dat zij daardoor schade heeft geleden en dat Layer die schade dient te vergoeden (dan wel dat zij deze schade mag verrekenen met de door Layer gefactureerde kosten).
2.3
De kantonrechter heeft in het vonnis van 11 januari 2019 geoordeeld dat Layer een bedrag van 25% van het bruto jaarloon van [naam1] in rekening mocht brengen voor de door haar verrichte diensten. Daarnaast heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 7 februari 2020 geoordeeld dat Layer niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht en ook niet onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van Computron. De kantonrechter heeft op grond daarvan de door Computron gevorderde schadevergoeding (eis in reconventie) afgewezen.
2.4
Het hof is het eens met de kantonrechter dat Layer een vergoeding van 25% van het bruto jaarsalaris van [naam1] bij Computron in rekening mocht brengen voor de door haar verrichte diensten. Het hof is echter, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat Layer toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het hof zal Layer veroordelen om een bedrag van € 864,- aan Computron te betalen ter vergoeding van de schade die Computron heeft geleden (eis in reconventie) en zal daarnaast het bedrag dat Layer van Computron vordert in het kader van de door haar voor Computron verrichte diensten (eis in conventie) slechts toewijzen tot een bedrag van € 11.016,-. Hieronder zal het hof uitleggen waarom het tot dat oordeel komt.
Layer mocht 25% van het bruto jaarsalaris aan Computron in rekening brengen
2.5
Op 26 september 2017 heeft Layer per e-mail contact opgenomen met Computron om te onderzoeken of Computron wellicht interesse had in een kandidaat ‘netwerk engineer’ die Layer in haar portefeuille had. Nadat Computron haar interesse kenbaar had gemaakt, heeft Layer op 27 september 2017 per e-mail Computron op de hoogte gesteld van de voorwaarden waaronder zij haar dienstverlening aanbiedt. In de e-mail staat onder andere beschreven:
“(…) Uiteraard zijn onze diensten op basis van no-cure no-pay.
(…)
Tariefstelling:
Onze standaard wervingsfee is 25% van het vaste bruto jaarsalaris.
Bijgaand de voorwaarden.
(…) Zodra de voorwaarden akkoord zijn, ontvang ik hier graag een akkoord per mail van zodat ik het proces intern in gang kan zetten.”
Computron heeft op 27 september 2017 per e-mail daarop gereageerd met de mededeling:
“Duidelijk en akkoord, alles op basis van no cure no pay toch?”
2.6
Gelet op deze correspondentie was Computron bekend met de standaard tariefstelling die Layer hanteerde en Computron heeft daarmee ingestemd. Toen Computron Layer enkele dagen na dit eerdere e-mailcontact opdracht gaf om twee geschikte kandidaten aan te dragen voor beschikbare functies binnen haar bedrijf, mocht Computron er dan ook niet van uitgaan dat voor deze overeenkomst een ander tarief zou gelden dan het tarief waarover zij enkele dagen daarvoor expliciet contact hadden. Het ging immers om het standaard tarief en in de berichten van de zijde van Layer zijn geen aanknopingspunten te vinden op grond waarvan Computron ervan uit mocht gaan dat voor deze opdracht iets anders zou gelden. Indien zij in de veronderstelling verkeerde dat op deze overeenkomst een ander tarief van toepassing was, of indien zij de intentie had af te wijken van het eerder door Layer gecommuniceerde tarief, dan had het op haar weg gelegen om het geldende tarief aan de orde te stellen.
2.7
Gelet op het voorgaande is het hof dan ook van oordeel dat Layer een bedrag van 25% van het bruto jaarsalaris van een aangenomen kandidaat, in dit geval [naam1] , in rekening mocht brengen bij Computron.
Layer is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht
2.8
Uit de loonstroken van [naam1] blijkt dat [naam1] bij zijn vorige werkgever een bruto maandsalaris verdiende van € 2.341,45 bruto exclusief vakantietoeslag en andere emolumenten, zoals een variabele “standby-regeling ITSN per week” (goed voor een bedrag van een paar honderd euro). Daarnaast maakte hij gebruik van een lease-auto. Partijen zijn het niet eens over de exacte omvang van het salaris van [naam1] ten tijde van zijn sollicitatie bij Computron. Wél staat vast dat hij op dat moment in ieder geval geen € 3.400,- bruto per maand verdiende en dat Layer dat wist. Dat is echter wel het bedrag dat Layer aan Computron, voorafgaand aan het sollicitatiegesprek tussen Computron en [naam1] , heeft meegedeeld als het salaris van [naam1] op dat moment. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Layer verklaard dat deze mededeling op een vergissing berustte en dat zij bedoeld had mee te delen dat dit bedrag een salaris
indicatiewas. Naar het oordeel van het hof valt niet uit de tekst van de e-mail af te leiden dat het genoemde bedrag als indicatie was bedoeld en dus heeft Computron er in beginsel op mogen vertrouwen dat het genoemde bedrag het salaris was wat [naam1] op dat moment verdiende (en niet een indicatie van wat hij wenste te gaan verdienen) en kon zij dat salaris als uitgangspunt nemen in de sollicitatieprocedure en de salarisonderhandelingen.
2.9
Op grond van het voorgaande is het hof, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat Layer toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, omdat zij Computron heeft meegedeeld dat [naam1] een bruto maandsalaris van € 3.400,- verdiende, terwijl dit in werkelijkheid niet zo was. Of dit bedrag reëel was geweest indien dit bedrag door Layer als salarisindicatie was gepresenteerd, kan – anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld – in het midden blijven, omdat vaststaat dat de mededeling niet een weergave was van de feitelijke situatie en Computron daardoor – al dan niet
bewust – op het verkeerde been is gezet.In zoverre slagen de grieven. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep (waarin Layer, kort gezegd, stelt dat de kantonrechter ten onrechte een bewijsopdracht heeft gegeven en dat geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht) treft gelet op het voorgaande geen doel.
2.1
Layer is door deze tekortkoming in beginsel verplicht de schade die Computron daardoor heeft geleden, te vergoeden. De schade die Computron stelt te hebben geleden, komt echter niet geheel voor vergoeding in aanmerking. Het hof zal hierna uitleggen waarom.
Layer dient een schadevergoeding van € 864,- aan Computron te betalen
2.11
Computron stelt schade te hebben geleden doordat Layer onjuiste informatie heeft verstrekt met betrekking tot de omvang van het salaris van [naam1] , waardoor zij onnodig veel loon aan [naam1] is gaan betalen en zij van Layer een te hoge factuur heeft ontvangen. Computron heeft haar schade wat betreft het salaris van [naam1] voorlopig begroot op een bedrag van € 19.372,36. Haar schade wat betreft de facturering heeft zij voorlopig begroot op het verschil tussen de daadwerkelijke facturering (zijnde € 13.329,36, gebaseerd op een bruto maandsalaris van € 3.400,-) en de hypothetische situatie dat de factuur was gebaseerd op een bruto maandsalaris van € 2.800,- (zijnde € 10.977,12). Layer heeft betwist dat Computron schade heeft geleden, omdat volgens haar geen sprake is van schade en voor zover dat wel het geval is, die schade is ontstaan door eigen toedoen (handelen en/of nalaten) van Computron.
2.12
Computron heeft verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. Het hof zal de schade in deze procedure begroten, omdat daarvoor voldoende informatie voorhanden is.
Naar het oordeel van het hof is [naam1] als gevolg van de wanprestatie in dienst getreden tegen een hoger salaris dan wanneer geen onjuiste mededeling zou zijn gedaan over het salaris dat [naam1] voorheen verdiende. Dat blijkt uit de getuigenverklaring van [naam1] (waarover hierna meer). De schade die Computron daardoor lijdt moet door Layer worden vergoed. Wat betreft de hoogte van de schade overweegt het hof als volgt. Het hof stelt vast dat Computron tijdens de proeftijd van [naam1] bekend is geworden met het salaris dat [naam1] bij zijn vorige werkgever verdiende. Volgens Computron was die ontdekking niet erg verrassend, omdat zij al op het moment van het sluiten van de arbeidsovereenkomst een ‘onderbuikgevoel’ had dat er iets niet klopte (omdat [naam1] zonder aarzeling het aanbod van Computron aanvaardde). Computron besloot desondanks het dienstverband na de proeftijd voort te zetten, zonder met [naam1] , wat zijn salaris betreft, opnieuw in onderhandeling te treden. Computron heeft daarover aangevoerd dat zij vertrouwen had in de kwaliteiten van [naam1] , hem goed kon gebruiken vanwege de hoeveelheid werk die binnen het bedrijf kon worden verricht en omdat zij [naam1] niets verweet omtrent de gang van zaken rond de totstandkoming van het salarisaanbod. Computron heeft er aldus bewust voor gekozen de arbeidsovereenkomst ongewijzigd in stand te laten, terwijl zij wist dat deze keuze financiële consequenties had en zijn weerslag kon hebben op haar (financiële) bedrijfsvoering. Computron had andere keuzes kunnen maken, maar zij was kennelijk tevreden over [naam1] en had voldoende werk voor hem. Naar het oordeel van het hof kan dan niet meer worden gezegd dat de schade (het te hoge salaris dat aan [naam1] moest worden betaald) in zodanig verband staat met de toerekenbare tekortkoming van Layer, dat de schade als een gevolg van die gebeurtenis aan Layer kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW). Vanaf een zeker moment in de proeftijd van [naam1] is die schade van kleur verschoten en zijn het de (bedrijfseconomische) keuzes van Computron die verantwoordelijk zijn voor het feit dat [naam1] tegen het overeengekomen (hoge) salaris bij Computron werkzaam was en bleef.
Het hof beperkt tegen deze achtergrond de periode waarover schade als gevolg van het te hoge salaris is geleden dan ook tot twee maanden, namelijk de proeftijd van [naam1] .
2.13
Partijen verschillen van mening over de vraag voor welk salaris [naam1] zonder onjuiste mededeling in dienst zou zijn getreden bij Computron. Computron stelt dat [naam1] voor € 2.700,- of € 2.800,- in dienst zou zijn gekomen, terwijl [naam1] volgens Layer niet akkoord zou zijn gegaan met minder dan € 3.400,-. Het hof zoekt aansluiting bij wat [naam1] daarover zelf heeft verklaard. Volgens de getuigenverklaring die [naam1] op 28 mei 2019 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, was [naam1] bereid voor een salaris vanaf € 3.000,- in dienst te treden bij Computron. Daarom zal het hof uitgaan van de hypothetische situatie dat [naam1] voor een bedrag van € 3.000,- in dienst zou zijn getreden bij Computron, indien Layer niet zou hebben meegedeeld dat het salaris van [naam1] op dat moment € 3.400,- was. De schade wordt begroot op een bedrag van 2x € 400,- (zijnde het verschil tussen € 3.400,- en € 3.000,-) + 8% vakantietoeslag en komt uit op een totaalbedrag van € 864,-.
2.14
Layer heeft nog aangevoerd (onder 14 conclusie van antwoord in reconventie) dat niet is gebleken dat zij in verzuim is, maar het gaat hier om een verbintenis die strekt tot vergoeding van schade zodat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. Voor het beroep op matiging zijn geen omstandigheden aangedragen zodat ook dat faalt.
Computron dient Layer € 11.016,- te betalen in verband met verrichte diensten
2.15
Doordat het hof, zoals hiervoor in rov. 2.14 is overwogen, uitgaat van de hypothetische situatie dat [naam1] voor een bedrag van € 3.000,- in dienst zou zijn getreden bij Computron, indien Layer niet zou hebben meegedeeld dat het salaris van [naam1] op dat moment € 3.400,- was, dient dat bedrag als uitgangspunt te worden genomen voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor de door Layer voor Computron verrichte diensten. Overeenkomstig de tussen partijen overeengekomen tariefstelling dient Computron een bedrag van € 11.016,- (zijnde 25% van 12,96 x € 3.000,-) aan Layer te betalen.
2.16
Voor zover Computron al heeft voldaan aan het vonnis in eerste aanleg, dient Layer het teveel betaalde, terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat aan het vonnis in eerste aanleg is voldaan tot aan de dag der (terug)betaling door Layer. Voor zover Computron nog niet heeft voldaan aan het vonnis in eerste aanleg, kan Computron het bedrag aan schadevergoeding waarop zij recht heeft, verrekenen met hetgeen zij uit hoofde van dit arrest aan Layer dient te betalen.
Geen bewijslevering
2.17
Omdat partijen geen voldoende concrete feiten hebben gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, komt het hof niet toe aan bewijslevering. Het passeert daarom de bewijsaanbiedingen van partijen.

3.De slotsom

3.1
De grieven slagen ten dele. De bestreden vonnissen van de kantonrechter te Nijmegen (rechtbank Gelderland) van 19 januari 2019 en 7 februari 2020 zullen daarom worden vernietigd. In verband met de overzichtelijkheid zal het hof het dictum opnieuw formuleren, zoals hierna vermeld.
3.2
In hoger beroep is Layer wat betreft haar vordering in conventie (nog steeds) grotendeels in het gelijk gesteld. Daarom zal het hof de proceskostenveroordeling in eerste aanleg voor wat betreft de conventie in stand laten. Deze kosten zijn door de kantonrechter aan de zijde van Layer vastgesteld op:
- explootkosten € 81,00
- griffierecht
€ 326,00
totaal verschotten € 407,00
- salaris advocaat € 720,00 (2 punten x tarief € 360,00)
- beslagkosten € 371,39.
3.3
Voor wat betreft de vordering in reconventie zijn Layer en Computron in dit hoger beroep over en weer deels in het ongelijk gesteld. Daarom zal het hof deze proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.
3.4
Beide partijen worden het hoger beroep voor een deel in het ongelijk gesteld. Daarom zullen de kosten van het hoger beroep eveneens worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in principaal en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep:
vernietigt de vonnissen van de kantonrechter te Nijmegen (rechtbank Gelderland) van 11 januari 2019 en 7 februari 2020 en doet opnieuw recht;
In conventie
veroordeelt Computron om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Layer te voldoen een bedrag van € 11.016,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 11.016,00 vanaf 15 december 2017 tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt Layer, voor zover al enig bedrag is voldaan door Computron, tot terugbetaling van het teveel betaalde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat aan het vonnis in eerste aanleg is voldaan tot aan de dag van (terug)betaling door Layer;
veroordeelt Computron in de kosten van de procedure in eerste aanleg voor wat betreft de conventie, tot deze uitspraak aan de kant van Layer begroot op € 407,00 aan verschotten (explootkosten en griffierecht), € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde, € 371,39 aan beslagkosten, € 909,43 aan buitengerechtelijke kosten en € 120,00 aan nakosten van de procedure in eerste aanleg, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
In reconventie
verklaart voor recht dat Layer aansprakelijk is voor de schade die Computron heeft geleden als gevolg van de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht die heeft geleid tot het sluiten van een arbeidsovereenkomst met de heer [naam1] ;
veroordeelt Layer tot vergoeding van schade aan Computron, vastgesteld op € 864,00;
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten draagt van de procedure in eerste aanleg voor wat betreft de reconventie;
In principaal en incidenteel hoger beroep
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten draagt van de procedure in principaal en incidenteel hoger beroep;
In conventie, reconventie, principaal hoger beroep en incidenteel hoger beroep
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, A.A. van Rossum en S.C.P. Giesen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.

Voetnoten

1.Rechtbank Gelderland, 7 februari 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:742.