Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Computron System Management B.V.,
Layer Infrastructure & Testing B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
(…) [naam1] werkt momenteel 40 uur per week en verdient €3400, daarnaast heeft hij ook een leaseauto en een opzegtermijn van 1 maand. (…)”.Vaststaat dat deze informatie niet klopte. [naam1] verdiende bij zijn vorige werkgever namelijk een lager salaris. Na een gesprek tussen Computron en [naam1] , waarbij de hoogte van [naam1] salaris niet aan de orde is geweest, heeft Computron [naam1] een baan aangeboden. [naam1] heeft dat aanbod geaccepteerd en stemde in met het door Computron voorgestelde bruto maandsalaris van € 3.400,- per maand, een leaseauto en een proeftijd van twee maanden. Layer heeft vervolgens een bedrag van € 13.329,36, zijnde 25% van het bruto jaarsalaris van de aangenomen kandidaat, bij Computron in rekening gebracht als vergoeding voor haar diensten. Computron weigert deze factuur te voldoen. Daarom is Layer deze procedure gestart.
indicatiewas. Naar het oordeel van het hof valt niet uit de tekst van de e-mail af te leiden dat het genoemde bedrag als indicatie was bedoeld en dus heeft Computron er in beginsel op mogen vertrouwen dat het genoemde bedrag het salaris was wat [naam1] op dat moment verdiende (en niet een indicatie van wat hij wenste te gaan verdienen) en kon zij dat salaris als uitgangspunt nemen in de sollicitatieprocedure en de salarisonderhandelingen.
bewust – op het verkeerde been is gezet.In zoverre slagen de grieven. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep (waarin Layer, kort gezegd, stelt dat de kantonrechter ten onrechte een bewijsopdracht heeft gegeven en dat geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht) treft gelet op het voorgaande geen doel.
Naar het oordeel van het hof is [naam1] als gevolg van de wanprestatie in dienst getreden tegen een hoger salaris dan wanneer geen onjuiste mededeling zou zijn gedaan over het salaris dat [naam1] voorheen verdiende. Dat blijkt uit de getuigenverklaring van [naam1] (waarover hierna meer). De schade die Computron daardoor lijdt moet door Layer worden vergoed. Wat betreft de hoogte van de schade overweegt het hof als volgt. Het hof stelt vast dat Computron tijdens de proeftijd van [naam1] bekend is geworden met het salaris dat [naam1] bij zijn vorige werkgever verdiende. Volgens Computron was die ontdekking niet erg verrassend, omdat zij al op het moment van het sluiten van de arbeidsovereenkomst een ‘onderbuikgevoel’ had dat er iets niet klopte (omdat [naam1] zonder aarzeling het aanbod van Computron aanvaardde). Computron besloot desondanks het dienstverband na de proeftijd voort te zetten, zonder met [naam1] , wat zijn salaris betreft, opnieuw in onderhandeling te treden. Computron heeft daarover aangevoerd dat zij vertrouwen had in de kwaliteiten van [naam1] , hem goed kon gebruiken vanwege de hoeveelheid werk die binnen het bedrijf kon worden verricht en omdat zij [naam1] niets verweet omtrent de gang van zaken rond de totstandkoming van het salarisaanbod. Computron heeft er aldus bewust voor gekozen de arbeidsovereenkomst ongewijzigd in stand te laten, terwijl zij wist dat deze keuze financiële consequenties had en zijn weerslag kon hebben op haar (financiële) bedrijfsvoering. Computron had andere keuzes kunnen maken, maar zij was kennelijk tevreden over [naam1] en had voldoende werk voor hem. Naar het oordeel van het hof kan dan niet meer worden gezegd dat de schade (het te hoge salaris dat aan [naam1] moest worden betaald) in zodanig verband staat met de toerekenbare tekortkoming van Layer, dat de schade als een gevolg van die gebeurtenis aan Layer kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW). Vanaf een zeker moment in de proeftijd van [naam1] is die schade van kleur verschoten en zijn het de (bedrijfseconomische) keuzes van Computron die verantwoordelijk zijn voor het feit dat [naam1] tegen het overeengekomen (hoge) salaris bij Computron werkzaam was en bleef.
3.De slotsom
€ 326,00