In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], die als voorzitter van de Mixed Hockey Club [plaats1] (MHC [plaats1]) wordt beschuldigd van onrechtmatige onttrekking van geldbedragen aan de vereniging. De appellant had in de periode van 2010 tot 2016 toegang tot de bankrekening van de club en heeft geldopnames en overschrijvingen gedaan naar zijn privé-rekeningen en die van zijn ex-partner. MHC [plaats1] heeft een onderzoek laten uitvoeren door Hoffmann Bedrijfsrecherche, waaruit bleek dat de appellant in totaal € 145.367 onterecht heeft onttrokken. De rechtbank Midden-Nederland heeft de appellant eerder schuldig bevonden aan verduistering van een bedrag van € 35.259,53. In deze civiele procedure vordert MHC [plaats1] een terugbetaling van € 151.000, maar de rechtbank heeft de appellant veroordeeld tot betaling van € 98.581. De appellant heeft in hoger beroep verschillende bezwaren aangevoerd tegen deze vordering. Het hof oordeelt dat het voorshands aannemelijk is dat de appellant de bedragen zonder recht heeft onttrokken en geeft hem de gelegenheid om tegenbewijs te leveren. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot na de bewijslevering.