In deze beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, uitgesproken op 14 juni 2021, is een verzoek om schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand in een fraudezaak behandeld. De verzoeker, die in een strafzaak was vrijgesproken, vroeg aanvankelijk bijna € 1 miljoen aan vergoeding voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. Het hof heeft echter geoordeeld dat de gevraagde vergoeding niet in verhouding staat tot de aard, omvang en complexiteit van de zaak. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak niet uitzonderlijk was en dat de kosten die door de raadsman waren gedeclareerd, met name het hoge uurtarief en het aantal gedeclareerde uren, buitensporig waren. Na beoordeling van alle omstandigheden heeft het hof besloten om een vergoeding van € 121.550 toe te kennen, waarvan € 121.000 voor de kosten van rechtsbijstand en € 550 voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift. Het hof heeft daarbij benadrukt dat de keuzes van de verzoeker over de inrichting van zijn verdediging niet mogen leiden tot onredelijke kosten die ten laste van de Staat komen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de raadsman van verzoeker, en is op 14 juni 2021 ter openbare zitting uitgesproken.