In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.W. de Gruijl, verzoekt om uitbreiding van de omgangsregeling met haar minderjarige kind, [de minderjarige1]. De kinderrechter had eerder besloten dat de omgangsregeling niet uitgebreid kon worden, wat de moeder niet kon accepteren. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 20 april 2021 en constateert dat er onvoldoende informatie was om een beslissing te nemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2021 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel (GI).
De GI heeft zorgen geuit over de opvoedsituatie van de moeder en heeft haar verzoek om uitbreiding van de omgang aangepast. Het hof heeft de bevindingen van een forensisch psychologisch onderzoek van het NIFP in overweging genomen, waaruit blijkt dat de moeder moeite heeft met het creëren van een veilige opvoedomgeving. Het hof concludeert dat de zorgen over de opvoedsituatie van de moeder uitbreiding van de omgangsregeling in de weg staan. De moeder is volgens het hof niet in staat om [de minderjarige1] tijdens de omgangsmomenten te bieden wat zij nodig heeft.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de eerdere beslissing om de omgangsregeling niet uit te breiden, is bevestigd. De uitspraak is gedaan op 5 oktober 2021 door de rechters I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en I.J. Pieters, met mr. M. van Esveld als griffier.