Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming en het ontslag van een bewindvoerder. Betrokkene, geboren in 1941, is de vader van de dochter en de oom van de neef. De kantonrechter had eerder op 31 december 2020 een bewind ingesteld over de goederen van betrokkene vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand. Betrokkene heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om de dochter of de neef als bewindvoerder te benoemen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2021 is gebleken dat betrokkene al dertien of veertien jaar niet in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren. De dochter heeft de administratie van betrokkene verzorgd en alle betalingen automatisch geregeld. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter op goede gronden het bewind heeft ingesteld en dat de dochter de voorkeur van betrokkene heeft als opvolgend bewindvoerder.
Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de bewindvoerder ontslagen, waarbij de dochter met ingang van 1 november 2021 als opvolgend bewindvoerder is benoemd. Het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beslissing is genomen door de rechters R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en I.J. Pieters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.