ECLI:NL:GHARL:2021:9349

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
200.292.311
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van bewindvoerder in hoger beroep met betrekking tot de vermogensrechtelijke belangen van betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming en het ontslag van een bewindvoerder. Betrokkene, geboren in 1941, is de vader van de dochter en de oom van de neef. De kantonrechter had eerder op 31 december 2020 een bewind ingesteld over de goederen van betrokkene vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand. Betrokkene heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om de dochter of de neef als bewindvoerder te benoemen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2021 is gebleken dat betrokkene al dertien of veertien jaar niet in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren. De dochter heeft de administratie van betrokkene verzorgd en alle betalingen automatisch geregeld. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter op goede gronden het bewind heeft ingesteld en dat de dochter de voorkeur van betrokkene heeft als opvolgend bewindvoerder.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de bewindvoerder ontslagen, waarbij de dochter met ingang van 1 november 2021 als opvolgend bewindvoerder is benoemd. Het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beslissing is genomen door de rechters R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en I.J. Pieters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.311
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 8656513 en 8733318)
beschikking van 5 oktober 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.M.F. Honders te Rotterdam.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de dochter],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de dochter,
en
[de neef],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de neef,
en
het Openbaar Ministerie in het arrondissement Arnhem,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: het Openbaar Ministerie,
en
[de bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 31 december 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 maart 2021;
- een brief van de bewindvoerder van 12 juli 2021 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 augustus 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat,
- de dochter,
- de neef,
- [naam1] namens de bewindvoerder.
Namens het Openbaar Ministerie is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is [in] 1941 geboren te [plaats1] .
3.2
Betrokkene is de vader van de dochter en de oom van de neef.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en de bewindvoerder als zodanig benoemd.
4.2
Betrokkene is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Betrokkene verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en alsnog de dochter en de neef, althans één van hen, tot bewindvoerder te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Op grond van 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
4.2
Namens betrokkene is ter mondelinge behandeling aanvullend verklaard dat primair wordt verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot onderbewindstelling alsnog af te wijzen.
Het hof overweegt dat uit de stukken blijkt en ook tijdens de mondelinge behandeling genoegzaam is gebleken dat betrokkene duurzaam niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te beheren. Betrokkene is dertien of veertien jaar geleden vanuit Somalië naar Nederland gekomen en heeft in ieder geval vanaf dat moment nooit zelfstandig zijn financiën beheerd. De dochter heeft ervoor gezorgd dat alle betalingen automatisch worden verricht, houdt de administratie van betrokkene bij en doet zijn boodschappen. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de kantonrechter het instellen van het bewind op goede gronden heeft uitgesproken.
4.3
Het hof ziet vervolgens aanleiding de bewindvoerder te ontslaan en de dochter tot opvolgend bewindvoerder te benoemen. Desgevraagd heeft betrokkene ter mondelinge behandeling zijn voorkeur voor de dochter als bewindvoerder uitgesproken. Deze voorkeur volgt ook de feitelijke situatie zoals deze was voordat het bewind werd uitgesproken, omdat de dochter al ruim dertien jaar de financiën van betrokkene beheert. Daarbij komt dat de bewindvoerder ter mondelinge behandeling heeft verklaard dat er in de financiële administratie van betrokkene geen grote onregelmatigheden zijn aangetroffen. De genoemde huurachterstand betreft slechts maximaal twee (afzonderlijke) maanden in een periode van drie jaar, welke achterstand door de dochter direct is ingelost toen zij hiermee bekend werd. Dat er betalingen zijn aangetroffen die niet passend zijn in het leven van betrokkene (tikkies, betalingen bij McDonalds) is naar het oordeel van het hof onvoldoende grond om te spreken van onregelmatigheden.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 31 december 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
ontslaat met ingang van 1 november 2021 [de bewindvoerder] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , als bewindvoerder;
benoemt met ingang van 1 november 2021 tot opvolgend bewindvoerder [de dochter] , wonende te [woonplaats1] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 5 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.