ECLI:NL:GHARL:2021:9350
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsproblematiek
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De ouders van [de minderjarige], verder aangeduid als de vader en de moeder, hebben in hoger beroep vier grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 12 februari 2021 de ondertoezichtstelling heeft uitgesproken. De ouders zijn van mening dat zij voldoende hulp hebben ingeschakeld en dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig is. De raad voor de kinderbescherming, als verweerder in deze procedure, heeft echter verweer gevoerd en de noodzaak van de ondertoezichtstelling benadrukt.
Het hof heeft in zijn overwegingen de zorgen van de raad over de opvoedsituatie van [de minderjarige] meegewogen. De raad heeft aangegeven dat er terugkerende zorgen zijn over de emotieregulatie van de vader en de afwerende houding van de ouders ten opzichte van noodzakelijke hulpverlening. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet voldoende hebben aangetoond dat zij in staat zijn om de zorg voor [de minderjarige] adequaat te dragen zonder de ondertoezichtstelling. De ouders hebben weliswaar hulpverlening ingeschakeld, maar het hof oordeelt dat de samenwerking met de jeugdbeschermer moeizaam verloopt en dat er onvoldoende zicht is op de opvoedsituatie.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het hof de noodzaak van de ondertoezichtstelling heeft onderschreven. Het hof heeft de ouders aangespoord om samen te werken met de gecertificeerde instelling en openheid te geven over hun opvoedingssituatie. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van [de minderjarige].