ECLI:NL:GHARL:2021:9356
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Rechtsmacht en ondertoezichtstelling van een minderjarige met verblijf in het buitenland
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die met zijn moeder naar het buitenland is vertrokken. De vader en moeder, die gezamenlijk gezag uitoefenen, zijn in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die de minderjarige onder toezicht heeft gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De ouders betwisten de noodzaak van de ondertoezichtstelling en voeren aan dat de zorgen van de raad onterecht zijn. Het hof moet allereerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, gezien het feit dat de minderjarige op het moment van het verzoek in eerste aanleg al in het buitenland verbleef. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat het verzoek is ingediend binnen de relevante termijn en de situatie van de minderjarige onder de Verordening Brussel II-bis valt. Het hof oordeelt dat de minderjarige in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de zorg die noodzakelijk is om deze bedreiging weg te nemen onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouders. De ouders hebben niet de openheid gegeven die nodig is voor de GI om zijn taken uit te voeren. Het hof vernietigt de beschikking van de kinderrechter en stelt de minderjarige opnieuw onder toezicht van de GI, met een verlenging van de ondertoezichtstelling tot 9 april 2022.