ECLI:NL:GHARL:2021:961

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
200.248.514
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vordering tot afdracht van huurpenningen en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], de enige erfgenaam van zijn in 2016 overleden vader, tegen de besloten vennootschap Rekreatiepark “De Byvanck” B.V. [appellant] vordert de afdracht van huurpenningen die door De Byvanck zijn geïnd maar niet zijn afgedragen. De Byvanck heeft de woning van [appellant] van 2015 tot 2017 verhuurd en beroept zich op verrekening met tegenvorderingen. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen, maar in hoger beroep stelt het hof vast dat De Byvanck ongerechtvaardigd is verrijkt door de niet-afgedragen huurpenningen. Het hof oordeelt dat De Byvanck verplicht is om de huurpenningen van € 15.900 aan [appellant] te vergoeden, verminderd met de parkbijdragen die [appellant] verschuldigd is. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en kent [appellant] een bedrag van € 11.510,25 toe, vermeerderd met wettelijke rente. De Byvanck wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.248.514
(zaaknummer kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 6232337)
arrest van 2 februari 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] (Duitsland),
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. J.W.M. Soentjens,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rekreatiepark “De Byvanck” B.V.,
tevens handelend onder de naam: Vakantiepark De Byvanck,
gevestigd te Beek, gemeente Montferland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: De Byvanck,
advocaat: mr. S. Bocu.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 4 december 2018 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen na aanbrengen van 26 februari 2019;
- de memorie van grieven, tevens wijziging van eis, met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- het proces-verbaal van de pleidooien op 14 december 2020 overeenkomstig de overgelegde pleitnotities.
1.3
Vervolgens hebben partijen op de door [appellant] overgelegde stukken arrest gevraagd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

[appellant] is enig erfgenaam van zijn [in] 2016 overleden vader en heeft de nalatenschap aanvaard. Daartoe behoort de recreatiewoning [a-straat 1] te [B] op het recreatiepark van De Byvanck. De Byvanck heeft deze woning in 2015-2017 diverse keren verhuurd, volgens haar met opdracht van de eigenaar, hetgeen [appellant] bestrijdt. De Byvanck heeft de geïnde € 15.900 huurpenningen niet afgedragen en een beroep gedaan op verrekening met tegenvorderingen, waartegen [appellant] zich verweert.

3.Het geschil, de beslissing van de kantonrechter en de grieven

3.1
Op grond van ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad heeft [appellant] van De Byvanck schadevergoeding gevorderd van, na vermindering van eis, € 15.900 wegens geïnde huurpenningen en € 1.430,83 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en kosten, waaronder de kosten van de ingeschakelde notaris en vertaalkosten van € 225,21, gevorderd bij akte uitlaten tevens akte vermeerdering eis van 2 mei 2018. Van oordeel dat schade niet is komen vast te staan, heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 18 juli 2018 het gevorderde afgewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.2
Tegen die afwijzing richt [appellant] in hoger beroep de grieven 1 - 3 over ongerechtvaardigde verrijking en de grieven 4 - 6 over onrechtmatige daad. Daarbij heeft hij als meer subsidiaire grondslag aan zijn vordering de volgende nakomingsgrondslag toegevoegd: indien en voor zover ook in hoger beroep geen ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad wordt aangenomen en De Byvanck, zoals zij zelf stelt, op grond van een overeenkomst van opdracht tot verhuur van de recreatiewoning met de vader van [appellant] wel bevoegd was tot verhuur van de recreatiewoning namens de vader van [appellant] , en na diens dood namens [appellant] zelf, dan moet De Byvanck die overeenkomst nakomen, aldus [appellant] . [appellant] vordert nakoming door afdracht van het bedrag van € 15.900 verschuldigd wegens de door De Byvanck namens, en ten behoeve van, [appellant] en diens vader in de jaren 2015 tot en met 2017 geïncasseerde huurpenningen.
De Byvanck bestrijdt ook in hoger beroep de beide eerste grondslagen en beroept zich verder op verrekening. De derde subsidiaire grondslag wordt op zichzelf niet betwist maar ook in dat kader beroept De Byvanck zich op verrekening.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1
Op deze punten onderschrijft het hof rechtsoverweging 4.1 van het tussenvonnis van 4 april 2018.
ongerechtvaardigde verrijking?
4.2
Volgens artikel 6:212 lid 1 BW is degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.
4.3
Anders dan De Byvanck aanvoert, is niet van belang of zij een opdracht tot bemiddeling heeft gekregen. Ook in dat geval was zij op grond van artikel 7:403 lid 2 BW verplicht rekening en verantwoording af te leggen van de door haar ontvangen huurpenningen tegenover de eigenaar die opdracht heeft gegeven tot verhuur. Niet De Byvanck maar [appellant] vader en later hijzelf was/is eigenaar van de recreatiewoning. De Byvanck is verrijkt door de inning en non-afdracht van de huurpenningen. Dit ging ten koste van [appellant] en diens vader, aan wie de vruchten van de eigendom van de woning behoren toe te komen en werden onthouden. De met die verarming corresponderende verrijking van De Byvanck is daarom ook ongerechtvaardigd. De hierdoor veroorzaakte schade bestaat uit de niet afgedragen huurpenningen en beloopt dus € 15.900. Het is ten slotte ook redelijk dat De Byvanck dit bedrag aan [appellant] vergoedt, zodat die vordering terecht is.
verrekening met diverse posten?
4.4
De Byvanck beroept zich over de jaren 2015-2017 op verrekening van de geïncasseerde huurpenningen met de parkbijdragen, verbruik van gas, water en elektriciteit (nutsvoorzieningen), onderhoudswerkzaamheden en provisie. Het gaat nu in hoger beroep om € 17.465,51 (aldus de memorie van antwoord sub 107). [appellant] bestrijdt een en ander gemotiveerd.
Van dit bevrijdende verweer heeft De Byvanck de stelplicht en, bij gemotiveerde betwisting, de bewijslast.
parkbijdragen
4.5
Deze parkbedragen € 1.452,90 (2015), € 1.465,10 (2016) en € 1.471,75 (2017), komen opgeteld op een totaal van € 4.389,75. Zij zijn door de woningeigenaar, voorheen de vader van [appellant] en na diens overlijden [appellant] , verschuldigd wegens het bij leveringsakte van 2 juli 1996 verplichte lidmaatschap van Coöperatieve Vereniging Recreatiepark “De Byvanck” U.A. (in het bijzonder artikel 4A) en op grond van artikel 14 van het bijbehorende Parkreglement. De parkbijdrage staat los van de verhuur. Ieder lid van die vereniging is de parkbijdrage verschuldigd. [appellant] heeft de verschuldigdheid en omvang van deze post niet (gemotiveerd) bestreden, zodat De Byvanck zich op dit punt terecht op verrekening beroept met € 4.389,75.
verbruik van gas, water en elektriciteit (nutsvoorzieningen)
4.6
Hiervoor heeft De Byvanck € 1.700,66 (2015), € 1.947,89 (2016), en € 1.778,75 (2017) in rekening gebracht, welke bedragen zij wil verrekenen. [appellant] heeft een en ander gemotiveerd betwist. Hij heeft er op gewezen dat het een relatief hoog verbruik betreft, dat de meterstanden niet kloppen, dat sommige overgelegde foto’s van de meterstanden onleesbaar zijn, dat de foto’s van de meterstanden een onjuist adres vermelden (Elzenpad 4) en dat alle facturen van de nutsvoorzieningen (productie 3 akte overlegging stukken d.d. 3 januari 2018) de onjuiste datum 10 december 2017 bevatten.
Over het onjuiste adres heeft De Byvanck aangevoerd dat Elzenpad 4 het adres is dat op het park wordt gehanteerd voor de woning maar dat het formele adres [a-straat 1] is. Voor het overige heeft De Byvanck naar het oordeel van het hof geen nadere gegevens aangedragen over de aanvangs- en slotmeterstanden van gas, water en elektra. Zij heeft ook de door haar op de comparitie bij de kantonrechter vermelde administratieve Excelbestanden van het energie- en watergebruik niet in het geding gebracht. Over de datum van de facturen stelt De Byvanck dat het gaat om de datum waarop de facturen opnieuw zijn uitgeprint. Dat komt het hof onaannemelijk voor. Een factuur dient immers te allen tijde de originele datum te bevatten. Al met al heeft De Byvanck aldus haar verrekenvordering onvoldoende geadstrueerd, zodat dit verweer wordt verworpen.
onderhoudswerkzaamheden
4.7
Hier claimt De Byvanck verrekenposten van € 3.495,59 (2015), € 1.475,90 (2016) en € 148,05 (2017), in totaal € 5.119,54. [appellant] heeft gemotiveerd betwist dat zijn vader of hij voor deze werkzaamheden opdrachten zou hebben gegeven. De werkopdrachten zijn zonder uitzondering afkomstig van De Byvanck zelf, zodat deze opdrachten door de vader en/of [appellant] bij gebrek aan enige nadere feitelijke onderbouwing niet vaststaan. Overigens heeft De Byvanck voor haar tegenvordering geen alternatieve grondslag zoals zaakwaarneming aangevoerd. Verder heeft [appellant] deze uit vele onderdelen bestaande tegenvordering in zijn memorie van grieven onder 87 tot en met 118 uitvoerig betwist. Zo heeft hij gewezen op ondeugdelijke facturen van De Byvanck zelf, maar liefst 25 uur wegens schoonmaakwerkzaamheden, 54 uur en nog eens 10 uur voor onderhoud van de zeer bescheiden tuin, ontbreken van de nodige externe facturen, aanschaf van een tuinset en kussens, etc. Daartegenover heeft De Byvanck haar tegenvordering niet verder onderbouwd. Op beide gronden wordt dit beroep op verrekening dan ook verworpen.
provisie
4.8
De Byvanck claimt provisie voor haar bemiddeling. Daarvoor is dan wel nodig dat [appellant] (of zijn vader) opdracht aan De Byvanck heeft gegeven om de recreatiewoning te verhuren. [appellant] bestrijdt dit gemotiveerd. De Byvanck heeft haar stelling op dit punt niet nader onderbouwd en evenmin daarop toegespitst bewijs aangeboden. Daarom kan het bestaan van een overeenkomst van opdracht niet worden aangenomen. De Byvanck beroept zich voor haar gestelde aanspraak op provisie nog wel op artikel 11 van het Parkreglement, maar dit artikel ziet klaarblijkelijk niet op een zonder bemiddelingsopdracht onbevoegde ingebruikgeving door de parkbeheerder De Byvanck. Provisie is dus niet verschuldigd.
bijkomende vorderingen
4.9
De wettelijke rente is met ingang van de onweersproken verzuimdatum 30 juni 2017 voor toewijzing vatbaar.
4.1
Tegenover de bestrijding door De Byvanck van de buitengerechtelijke kosten heeft [appellant] niet concreet uiteengezet dat hij aan buitengerechtelijke werkzaamheden meer heeft verricht dan het opstellen en versturen van een aanmaning of enkel andere eenvoudige brieven en wat correspondentie, e-mails, en telefoongesprekken, zodat de daarmee gemoeide kosten op grond van artikel 6:96 lid 3 BW in verbinding gelezen met artikel 241 Rv in een procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.11
[appellant] heeft nog aangevoerd dat hij kosten heeft moeten maken in verband met het inwinnen van inlichtingen over het Duitse recht en daartoe een Duitse notaris heeft moeten inschakelen (voor
“Erbrechtliche Beratung”) en een tolk, wat tezamen € 225,21 heeft gekost. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet het hof niet in dat en op welke grondslag deze vaag omschreven kosten voor rekening van De Byvanck zouden moeten komen. Daarom zullen ook deze kosten worden afgewezen.
bewijsaanbod
4.12
De advocaat van De Byvanck heeft bij de pleidooien verklaard dat De Byvanck geen bewijsaanbod doet. Verder heeft De Byvanck in haar processtukken geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere beslissing moeten leiden. Haar algemeen bewijsaanbod is ten slotte niet toegespitst op concrete feiten en/of omstandigheden. Daarom wordt haar schriftelijke bewijsaanbod gepasseerd.

5.De slotsom

5.1
Het hoger beroep slaagt grotendeels. Het bestreden eindvonnis zal worden vernietigd. Het gevorderde zal voor een hoofdsom van (€ 15.900 - € 4.389,75 =) € 11.510,25 worden toegewezen met de wettelijke rente zoals hieronder vermeld.
5.2
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal De Byvanck worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
De kosten voor de procedure bij de kantonrechter aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 103,11
- griffierecht
€ 470,00
totaal verschotten € 573,11
- salaris gemachtigde € 900 (3 punten x liquidatietarief kanton II).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 103,39
- griffierecht
€ 726,00
totaal verschotten € 829,39
- salaris advocaat € 3.342 (3 punten x nieuwe appeltarief II).
5.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten met de wettelijke rente toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 18 juli 2018 en doet opnieuw recht:
veroordeelt De Byvanck om aan [appellant] € 11.510,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 juni 2017 tot de dag der voldoening;
veroordeelt De Byvanck in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellant] wat betreft de procedure voor de kantonrechter vastgesteld op € 573,11 voor verschotten en op € 900 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 829,39 voor verschotten en op € 3.342 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt De Byvanck in de nakosten, begroot op € 163, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85 in geval De Byvanck niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart de veroordelingen van dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, R.A. Dozy en E. Baghery Ziabari, is ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2021.