ECLI:NL:GHARL:2021:9964

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
200.293.715
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen raadsheren in omgangsregeling

In deze zaak heeft verzoekster op 27 september 2021 een mondelinge behandeling gehad in een procedure over een omgangsregeling. Tijdens deze behandeling heeft zij de drie behandelend raadsheren gewraakt. De wrakingsgronden zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting. Na het wrakingsverzoek is de behandeling geschorst en is de zaak doorverwezen naar de wrakingskamer. De raadsheren hebben in een gezamenlijke schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek gereageerd. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 7 oktober 2021, waarbij verzoekster alleen aanwezig was via een Skypeverbinding.

De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat verzoekster ontvankelijk was, omdat het verzoek mondeling en gemotiveerd was gedaan na de aanvang van de zitting. De gronden van het verzoek zijn onder andere dat verzoekster zonder advocaat was verschenen en dat de raadsheren de mondelinge behandeling doorgang lieten vinden, ondanks haar verzoek om aanhouding. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissingen van de raadsheren procedurele beslissingen zijn die geen grond voor wraking kunnen vormen.

De wrakingskamer heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen sprake was van vooringenomenheid van de raadsheren. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummers W200.293.715/02
beslissing van de wrakingskamer van 21 oktober 2021
inzake het verzoek tot wraking, gedaan door
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

1.1
Bij dit hof is onder zaaknummer 200.293.715/01 een procedure aanhangig tussen verzoekster enerzijds en [naam1] anderzijds betreffende een omgangsregeling.
1.2
Op 27 september 2021 heeft in die procedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de raadsheren mrs. M.H.H.A. Moes, R. Prakke-Nieuwenhuizen en R. Krijger.
1.3
Tijdens die mondelinge behandeling heeft verzoekster de drie behandelend raadsheren gewraakt. De wrakingsgronden zijn opgenomen in het van die mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal. Na het wrakingsverzoek is de mondelinge behandeling geschorst en is de zaak verwezen naar de wrakingskamer.
1.4
De drie behandelend raadsheren hebben niet in de wraking berust. In een gezamenlijke schriftelijke reactie hebben zij gereageerd op het wrakingsverzoek. Deze reactie is ook aan verzoekster gezonden.
1.5
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 7 oktober 2021 plaatsgevonden. Daarbij was enkel - via een Skypeverbinding - verzoekster aanwezig en zij heeft daar haar verzoek toegelicht.

2.De beoordeling van het verzoek

de ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van de zitting kan het verzoek ook mondeling worden gedaan. Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen (artikel 36 en 37 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
2.2
Verzoekster is ontvankelijk in haar wrakingsverzoek, nu dit na aanvang van de mondelinge behandeling mondeling en gemotiveerd is gedaan.
de gronden van het verzoek
2.3
In het van de mondelinge behandeling van 27 september 2021 opgemaakte proces-verbaal is het volgende opgenomen:

Ik ben hier alleen gekomen om u te wraken. Dat wil ik toelichten en dan ben ik weer weg. Uw namen zijn bij mij onbekend op dit moment. Het is niet persoonlijk. Ik heb er lang over nagedacht. Ik vind niet dat het eerlijk verloopt. Ik heb aangegeven dat ik vandaag niet zou kunnen, maar er is doorgegeven dat ik zonder advocaat kan komen en er is toch besloten de zaak door te laten gaan. Ik maak er bezwaar tegen dat ik niets mag insturen, terwijl de wederpartij stukken toestuurt die niet compleet zijn. Het is tijdig gedaan en het is oneerlijk. Er is geen optie om onderling af te stemmen. Het persé door laten gaan terwijl ik geen advocaat heb, laat mij geen keus anders dan u te wraken.
2.4
Ter toelichting op de gronden is door verzoekster aangevoerd dat zij kort voor de zitting zonder advocaat kwam te zitten doordat deze zich had teruggetrokken. Daar waar zij gedurende de gehele procedure verplicht een advocaat nodig heeft, bijvoorbeeld om stukken in te dienen, bleek dit op de mondelinge behandeling van het kort geding niet vereist te zijn. Ook werd door de raadsheren toegestaan dat de wederpartij incomplete stukken buiten de geldende termijn indiende, terwijl verzoekster zelf tijdig aanhouding van de mondelinge behandeling had gevraagd om nog stukken in te mogen dienen maar dit werd afgewezen. Een en ander is voor verzoekster aanleiding geweest om te wraken.
de beoordeling van de gronden
2.5
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek gelden de volgende uitgangspunten. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit vermoeden lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.6
Verder brengt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen met zich dat een rechterlijke tussenbeslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking. Het middel van wraking dient niet een verkapt rechtsmiddel te zijn tegen de verzoeker onwelgevallige tussenbeslissingen. Evenmin kan de motivering van een dergelijke tussenbeslissing grond vormen voor wraking, ook indien het gaat om eventueel door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motiveringen of om het ontbreken van een motivering (ECLI:NL:HR:2018:1413 en ECLI:NL:HR:2018:1770). Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om gaande de procedure beslissingen te nemen over (onder meer) procedurele aspecten. Dit kunnen voor partijen nadelige beslissingen zijn. Grond voor wraking bestaat in dat geval alleen als in het licht van alle feiten en omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten (bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen) die beslissing of de motivering ervan niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
2.7
De beslissingen van de behandelend raadsheren om de mondelinge behandeling door te laten gaan, terwijl verzoekster geen bijstand van een advocaat heeft, om bepaalde stukken te accepteren en om een verzochte aanhouding af te wijzen zijn procedurele beslissingen als bedoeld in de hiervoor aangehaalde arresten van de Hoge Raad.
2.8
Uiteraard verdient het de voorkeur dat verzoekster op de mondelinge behandeling bijstand heeft van een advocaat, maar het ontbreken van die bijstand hoeft niet eraan in de weg te staan de mondelinge behandeling toch doorgang te laten vinden. In hun schriftelijke reactie hebben de behandelend raadsheren uiteengezet waarom zij hebben besloten de zitting doorgang te doen vinden. Daar staat:

Op 22 september 2021 heeft de advocaat van mevrouw [verzoekster] zich onttrokken. Op grond van het Landelijk procesreglement civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven is onttrekking van de advocaat aan de zaak voorafgaand aan de zitting onvoldoende reden voor uitstel van de zitting, tenzij het hof anders beslist. Het hof heeft besloten om de mondelinge behandeling, gelet op het tijdstip waarop de onttrekking van de advocaat plaatsvond (vijf dagen voor de mondelinge behandeling), toch door te laten gaan. Ook vanwege het feit dat het hier om een kort geding handelt waarbij de zorgregeling voor een minderjarige kind onderwerp van geschil is.’
Deze reactie is naar het oordeel van de wrakingskamer geenszins onbegrijpelijk en geeft geen blijk van vooringenomenheid.
2.9
Ten aanzien van het aanhoudingsverzoek van verzoekster en het indienen van stukken van de wederpartij, is door de behandelend raadsheren aangegeven dat door de wederpartij grotendeels tijdig stukken zijn ingediend en dat voor het verzoek tot aanhouding onvoldoende (klemmende) redenen zijn aangevoerd. Dit zijn procedurele beslissingen die, zoals hiervoor aangegeven, geen grond voor wraking kunnen zijn.
2.1
Verzoekster heeft ook nog gesteld dat de voorzitter tijdens de mondelinge behandeling geïrriteerd op haar overkwam. Ook al zou dat zo zijn geweest - de voorzitter weerspreekt in de schriftelijke reactie dat zij geïrriteerd was en uit het proces-verbaal van de zitting kan niet worden opgemaakt dat van een dergelijke irritatie sprake was - dan nog vormt dat onvoldoende grond voor de conclusie dat sprake is geweest van vooringenomenheid.

3.De beslissing

De wrakingskamer van het gerechtshof, beslissende op het verzoek tot wraking:
wijst het verzoek tot wraking van mrs. M.H.H.A. Moes, R. Prakke-Nieuwenhuizen en
R. Krijger af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.E. van Wees, voorzitter, R. den Ouden en
W. Weerkamp, is getekend door de voorzitter en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2021.