In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind, geboren in 2007. De vader, vertegenwoordigd door mr. S. Salhi, had in hoger beroep verzocht om een omgangsregeling vast te stellen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. L. de Widt, verweer voerde tegen dit verzoek. De rechtbank Gelderland had eerder op 1 februari 2022 een beschikking gegeven waarin de verzoeken van de vader waren afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de minderjarige zijn mening over het verzoek kenbaar heeft gemaakt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2022 waren de advocaten van beide partijen aanwezig, maar de vader en de moeder waren niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in eerdere procedures al meerdere keren had verzocht om een wijziging van de omgangsregeling, maar dat deze verzoeken steeds waren afgewezen. Het hof heeft overwogen dat de vader niet in staat is gebleken om de belangen van het kind voorop te stellen, en dat de minderjarige herhaaldelijk heeft aangegeven geen contact met zijn vader te willen. Het hof heeft geconcludeerd dat het verzoek van de vader om een omgangsregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind, zoals bedoeld in artikel 1:377a lid 3 BW.
Daarnaast heeft het hof het verzoek van de vader om een bijzondere curator voor de minderjarige te benoemen afgewezen, omdat er geen strijdigheid was tussen de belangen van de minderjarige en die van de moeder. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.