Uitspraak
[appellant],
Univé,
1.De procedure bij de kantonrechter
2.De procedure in hoger beroep
3.Waar het in deze zaak om gaat
4.De vaststaande feiten
5.Het geschil bij en de beslissing van de kantonrechter
6.Het geschil in hoger beroep
7.Beoordeling van de grieven en de vordering
de eerste griefkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter voor zover dat is gebaseerd op artikel 7:941 lid 2 en lid 5 BW. Partijen zouden op die bepalingen geen beroep hebben gedaan en het geschil moet worden beoordeeld op grond van de verzekeringsovereenkomst, aldus [appellant] .
de tweede griefkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verzekeringsfraude door met opzet de verzekeraar te misleiden althans te bewegen tot het verstrekken van een uitkering die hij zonder die schending niet zou hebben verstrekt. In het verlengde daarvan heeft de kantonrechter, aldus [appellant] , ten onrechte geoordeeld dat Univé terecht de uitkering van schadepenningen heeft geweigerd.
met geweldin plaats van
door braak– is daarvoor in elk geval onvoldoende.
grief driericht [appellant] zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat Univé terecht de persoonsgegevens van [appellant] in het incidenten- en externe verwijzingsregister heeft mogen registreren en melding bij het CBV mocht doen. Deze grief slaagt niet.
de vijfde griefbezwaar wordt gemaakt tegen de toewijzing van de door Univé gevorderde onderzoekskosten.