ECLI:NL:GHARL:2022:10328

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
200.288.824
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, de kinderen van de verzoekers, die in hoger beroep zijn gegaan tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter. De ouders, aangeduid als 'de moeder' en 'de vader van [de minderjarige2]', hebben een advocaat ingeschakeld en zijn bijgestaan door de raad voor de kinderbescherming. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 november 2022, waarbij de ouders aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de raad en de gecertificeerde instelling (GI). De gezinshuisouders van de kinderen waren niet aanwezig.

Het hof heeft in zijn beslissing verwezen naar een forensisch psychologisch onderzoek dat op 24 juni 2022 is uitgevoerd. Dit onderzoek concludeert dat thuisplaatsing van de kinderen bij de ouders niet in hun belang is, zowel op korte als lange termijn. De ouders hebben wel stappen gezet in hun ontwikkeling, maar zijn nog niet in staat om de benodigde zorg en opvoeding te bieden. Het hof benadrukt het belang van het herstellen van het contact tussen de ouders en de kinderen, en dat er gewerkt moet worden aan een uitbreiding van de bezoekregeling.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd. Dit besluit is genomen met inachtneming van de rechten van de ouders en de belangen van de kinderen, waarbij het hof de noodzaak van continuïteit in de verzorging en opvoeding van de kinderen heeft benadrukt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.824
(zaaknummer rechtbank Gelderland 366898)
beschikking van 1 december 2022
inzake
[verzoekster]en
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder afzonderlijk te noemen ‘de moeder’ en ‘de vader van [de minderjarige2] ’ en gezamenlijk ‘de ouders’,
advocaat: mr. C.C. Sneper te Baarn,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep
,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI,
en
de gezinshuisouders van [de minderjarige1],
wonende te [woonplaats2] ,
de gezinshuisouders van [de minderjarige2]
wonende te [woonplaats3] .
Als informant is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats4] ,
verder te noemen: de vader van [de minderjarige1] .

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 27 januari 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit de rapportages van het forensisch psychologisch onderzoek (bestaande uit drie deelonderzoeken) van 24 juni 2022, opgesteld door rapporteurs verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP).
1.3
De mondelinge behandeling is op 3 november 2022 voortgezet. Aanwezig waren:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De gezinshuisouders van [de minderjarige1] en de gezinshuisouders van [de minderjarige2] zijn beiden met bericht vooraf niet verschenen. De vader van [de minderjarige1] was evenmin bij de mondelinge behandeling aanwezig.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij wat het heeft overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 27 januari 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen en beslist.
2.2
In de voormelde tussenbeschikking heeft het hof [naam1] en [naam2] , beiden psycholoog en als rapporteur verbonden aan het NIFP, tot deskundigen benoemd om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen over de in die beschikking gestelde vragen.
2.3
Uit de rapportages van het forensisch psychologisch onderzoek van 24 juni 2022 blijkt dat thuisplaatsing van (een van) de kinderen bij de ouders zowel op korte als op langere termijn niet in het belang van de kinderen wordt geacht. Verwacht wordt dat continuering van het verblijf van de kinderen in de gezinshuizen waar de kinderen nu verblijven, ook op de langere termijn meer uitzicht geeft op positieve ontwikkeling van de beide kinderen. Geconcludeerd wordt dat, hoewel thuisplaatsing van de kinderen bij de ouders niet wordt geadviseerd, het voor de (identiteits)ontwikkeling van de kinderen van belang is dat in de toekomst gewerkt wordt aan het verder herstellen van het contact en de relatie met hun ouders.
2.4
De periode waarvoor de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend, is op 12 maart 2021 verstreken. Gelet op het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van hun gezinsleven, hebben de ouders een rechtens relevant belang om de rechtmatigheid van de machtiging over de periode van 12 oktober 2020 tot 12 maart 2021 te laten toetsen en behoort aan hen niet hun procesbelang te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor de maatregel gold, inmiddels is verstreken.
2.5
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling, de raad of het openbaar ministerie de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
2.6
De uitkomst van het onderzoek is duidelijk. Hoewel de situatie van de ouders is verbeterd maakt dit niet dat zij in staat zijn aan [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de specialistische zorg en opvoeding te bieden die de kinderen nodig hebben, ook niet met inzet van hulpverlening. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders tevreden zijn over het verloop van het onderzoek en dat zij zich, hoe verdrietig dit voor de ouders ook is, in de uitkomst van het onderzoek kunnen vinden.
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is het hof dan ook van oordeel dat, bij het uitblijven van de verzochte verlenging, de continuïteit van de kinderen in hun dagelijkse verzorging en opvoeding niet is gewaarborgd en dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.
2.7
In aanvulling op het voorgaande acht het hof het van belang te benadrukken dat beide ouders de afgelopen tijd goede stappen hebben gezet. Hoewel het voor de ouders verdrietig is om te horen dat de opvoeding van de kinderen meer vraagt dan zij kunnen bieden hebben de ouders de uitkomst van het onderzoek op een bewonderingswaardige manier opgepakt. De ouders zijn elk op hun eigen manier aan de slag gegaan om de uitkomst van het onderzoek een plek te geven.
Tijdens de mondeling behandeling is stilgestaan bij het advies aan de GI om toe te werken naar een uitbreiding van de bezoekregeling tussen de ouders en de kinderen, waarbij het uiteindelijke doel is om te komen tot een situatie waar de kinderen in het weekend bij de ouders zullen verblijven. Hier zal stapsgewijs naartoe worden gewerkt. Gebleken is dat er inmiddels afspraken zijn gemaakt om naast de gezamenlijke bezoeken van de kinderen met de ouders tevens bezoeken van ouders met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] afzonderlijk de realiseren.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 oktober 2020 voor wat betreft de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, E. de Boer en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 1 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.