In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.C. Engels, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Overijssel aangevochten, waarin het gezag over de minderjarige was beëindigd en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd was benoemd. De rechtbank had eerder op 30 april 2021 deze beslissing genomen, na een procedure waarin de belangen van de minderjarige centraal stonden.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de zorg en opvoeding van de minderjarige te dragen, wat heeft geleid tot de conclusie dat het gezag van de vader beëindigd moet worden. De vader had de kans gekregen om zijn opvoedingscapaciteiten te tonen, maar de ontwikkeling van de minderjarige was ernstig bedreigd. Het hof benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan en dat stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van groot belang zijn.
Daarnaast heeft de vader verzocht om contra-expertise, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof oordeelde dat een nader onderzoek niet meer tot een andere conclusie kan leiden, gezien de reeds verstreken termijn en de problematiek van de minderjarige. De beslissing van het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het meer of anders verzochte af.