ECLI:NL:GHARL:2022:10503

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
200.306.278/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kosten en schade bij het aanbrengen van fineer en herstel van folie op zeiljacht

In deze zaak heeft [appellant], eigenaar van een zeiljacht, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. Het geschil betreft de kosten van het aanbrengen van een teakhouten laag fineer op een tafelblad van het jacht en schade aan de folie op het bovenwaterschip. De appellant vordert betaling van de kosten voor het maken van een massief tafelblad en stelt dat de opdrachtnemer, Jachthaven De Vrijheid B.V., niet heeft voldaan aan de verplichtingen om de folie volledig te vervangen na schade bij de tewaterlating in 2018. De kantonrechter heeft de vorderingen van de appellant afgewezen en die van De Vrijheid toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het Nederlandse recht van toepassing is. Het hof heeft de bezwaren van de appellant tegen het vonnis thematisch behandeld en geconcludeerd dat het bestreden vonnis in stand blijft. De appellant is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. De vordering tot schadevergoeding voor de beschadigde folie is afgewezen, omdat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor onrechtmatig handelen van De Vrijheid. Het hof heeft de vordering tot onverschuldigde betaling van € 2.000 ook afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Het arrest is gewezen op 6 december 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.306.278/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8620869)
arrest van 6 december 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
bij de rechtbank: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. B.P. den Butter, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen
Jachthaven De Vrijheid B.V.,
gevestigd te Warns,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
De Vrijheid,
advocaat: mr. S. Veenstra, die kantoor houdt te Leeuwarden.
Het verloop van de procedure in hoger beroep
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden op 12 oktober 2021 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit het (uitsluitend door De Vrijheid overgelegde) procesdossier:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord

1.De kern van de zaak

1.1
In deze zaak heeft De Vrijheid (in reconventie) het onbetaald gelaten deel gevorderd van kosten van het aanbrengen van een teakhouten laag fineer op een tafelblad van een zeiljacht van [appellant] . Het verweer tegen die vordering luidt dat is afgesproken dat een massief blad zou worden gemaakt. De vordering van [appellant] ziet op de kosten van het alsnog maken van een massief blad. Een ander geschilpunt betreft schade die De Vrijheid bij de tewaterlating van het jacht in 2018 aan de folie op het bovenwaterschip zou hebben veroorzaakt. Volgens [appellant] heeft De Vrijheid niet voldaan aan haar verplichting die folie geheel te vervangen (zij heeft de schade slechts lokaal met patches hersteld). Deze discussie heeft de volgende achtergrond.
1.2
[appellant] is eigenaar van een zeiljacht, een Jeanneau Sun Odyssey 45-2. In de winter van 2017/2018 was dit jacht op de werf van De Vrijheid gestald. In het voorjaar is de romp door Sign Store met donkerblauwe folie bekleed. Daarna is het door De Vrijheid te water gelaten.
1.3
In de winter van 2018/2019 zijn partijen onder meer overeengekomen dat De Vrijheid werkzaamheden aan de al genoemde tafel op het jacht zou verrichten. Zij heeft toen ook beschadigingen aan de folie op de romp toen met ‘patches’ gerepareerd. Het jacht is daarvoor weer uit het water gehaald. In totaal heeft De Vrijheid [appellant] € 8.570,95 inclusief btw in rekening gebracht voor alle door haar in die periode aan het jacht verrichte werkzaamheden. [appellant] heeft daarvan in eerste instantie € 3.136,90 onbetaald gelaten. Bij de tewaterlating eind mei 2019 heeft [appellant] nog € 2.000 van het openstaande bedrag voldaan.
1.4
Op 3 juli 2019 heeft de gemachtigde van [appellant] De Vrijheid aangesproken op folieschade aan de buitenkant van het jacht en op het niet conform de afspraken maken van de tafel in de kuip. De volgende dag heeft de gemachtigde van De Vrijheid afwijzend op deze brief gereageerd, omdat de schade aan de folie naar tevredenheid van [appellant] zou zijn hersteld en ook de tafel conform de gemaakte afspraken was vervaardigd. Zij heeft daaraan toegevoegd dat zij nog een (restant)vordering van € 1.233,13 op [appellant] had.
1.5
Brunsmann Jacht- en Scheepsexperts VOF heeft in opdracht van [appellant] een expertiserapport opgesteld waarin de conclusie wordt getrokken dat de beschadigingen aan de folie zijn veroorzaakt door het schuiven van de hijsbanden langs de romp (in 2018) en dat die schade vermoedelijk is versterkt door vuil dat zich tussen de banden en de romp bevond.
1.6
Nadat was gebleken dat partijen hun geschil niet onderling konden oplossen, heeft [appellant] bij de rechtbank veroordeling van De Vrijheid gevorderd tot betaling van € 10.397,31 (de kosten van nieuwe folie, van een nieuw tafelblad en de kosten van expertise) en € 878,97 (buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met rente en kosten. De Vrijheid heeft daar een eigen vordering tegenover gesteld: betaling van het nog openstaande bedrag van € 1.233,13, ook te vermeerderen met rente en kosten.
1.7
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en die van De Vrijheid toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vordering die ziet op hiervoor omschreven problemen aan de romp en de tafel alsnog worden toegewezen en dat De Vrijheid moet terugbetalen wat zij teveel heeft ontvangen.

2.Het oordeel van het hof

Inleiding
2.1
Het hof zal de bezwaren van [appellant] tegen het bestreden vonnis hierna thematisch behandelen. Het hof zal beslissen dat het bestreden vonnis in stand blijft.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.2
[appellant] woont in Duitsland, waardoor deze zaak een internationaal karakter draagt. De kantonrechter heeft op goede gronden geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en dat het Nederlandse recht van toepassing is (artikel 4 van de Verordening (EU) nr. I215/2012 (Brussel I-bis en artikel 4 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome 1). In hoger beroep is de grondslag van de vordering aangevuld (onrechtmatige daad). Dat heeft op deze conclusies echter geen invloed. Het hof zal die aanvulling, die verder op het processueel juiste tijdstip is gedaan en niet in strijd is met regels van een goede procesorde, wel meenemen in de beoordeling.
Het tafelblad
2.3
In de inleidende dagvaarding heeft [appellant] het standpunt ingenomen dat hij de overeenkomst voor wat betreft het niet-conforme tafelblad heeft ontbonden. Nu in hoger beroep niet van een gewijzigd standpunt is gebleken, gaat het hof ervan uit dat dit nog steeds uitgangspunt is bij de beoordeling van zijn vordering.
2.4
Als al sprake zou zijn van ontbinding, dan zou die over en weer leiden tot de verplichting de al verrichte prestaties ongedaan te maken. Daarop gerichte vorderingen zijn echter door geen van partijen ingesteld. De kosten van het alsnog fabriceren van een massief blad kunnen in die situatie niet worden gevorderd als schade die van de ontbinding het gevolg is; dergelijke kosten zouden in beginsel wel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen als sprake zou zijn van een tekortkoming waarop een zogenaamde omzettingsverklaring is gevolgd. In dat geval wordt de overeenkomst niet ontbonden en wordt ook geen nakoming meer gevorderd, maar vervangende schadevergoeding. Een dergelijke vordering is echter onverenigbaar met ontbinding van de overeenkomst. Bij die constatering laat het hof dan nog in het midden of partijen daadwerkelijk zijn overeengekomen dat De Vrijheid een massief tafelblad zou maken.
De folie
2.5
De kantonrechter heeft deze vordering tot vergoeding voor de beschadigde folie afgewezen, onder meer omdat [appellant] De Vrijheid ten onrechte niet in gebreke had gesteld. Het hof begrijpt het standpunt van [appellant] in hoger beroep zo, dat hij in de eerste plaats stelt dat De Vrijheid onrechtmatig heef gehandeld door de folie te beschadigen. Voor de vordering tot schadevergoeding is geen ingebrekestelling nodig. De schadevergoeding zou moeten bestaan uit het aanbrengen van geheel nieuwe folie. [appellant] beroept zich ter onderbouwing op het al genoemde deskundigenrapport, waarin de schade wordt toegeschreven aan het schuiven van de hijsbanden langs de romp bij de tewaterlating door De Vrijheid. De schade zou zijn verergerd doordat de hijsbanden vervuild waren. Ook de echtgenote van [appellant] zou dit hebben geconstateerd.
2.6
Uitgangspunt bij de beoordeling van deze vordering is de verbintenis die De Vrijheid tegenover [appellant] op zich heeft genomen om het jacht te water te laten. Dergelijke afspraken sluiten een vordering uit onrechtmatige daad op zichzelf niet uit; in beginsel zou [appellant] in dat leerstuk ook naast dergelijke contractuele verhoudingen een grondslag kunnen vinden voor een vordering tot schadevergoeding. Die schade zou dan het gevolg moeten zijn van het gedrag van De Vrijheid dat niet (enkel) een schending oplevert van een verplichting die zij zelf heeft aanvaard, maar ook van een buitencontractuele verplichting om subjectieve rechten te ontzien, de wet na te leven of de jegens [appellant] betamende zorgvuldigheid in acht te nemen [1] .
2.7
[appellant] zou aan een dergelijke vordering dan wel handen en voeten moeten geven, en dat heeft hij onvoldoende gedaan: ook als veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat De Vrijheid bij de tewaterlating is tekortgeschoten door (vervuilde) hijsbanden niet goed te bevestigen, dan vindt het hof in de onderbouwing die [appellant] aan zijn vordering geeft geen aanknopingspunten voor enig onrechtmatig handelen van De Vrijheid tegenover hem in de hiervoor bedoelde zin. Hetzelfde geldt als wordt uitgegaan van een tekortkoming in de hierna te bespreken nadere overeenkomst tot herstel van de beschadigingen.
2.8
[appellant] beroept zich niet op een tekortkoming bij de uitvoering van de hiervoor genoemde overeenkomst tot de tewaterlating van het schip, maar heeft in hoger beroep (naast het voorgaande) het standpunt herhaald dat zij in de inleidende dagvaarding al had ingenomen, te weten dat partijen een
nadere afspraakover het herstel van deze schade hebben gemaakt, waaraan De Vrijheid zich niet heeft gehouden: De Vrijheid is volgens [appellant] in de nakoming van die afspraak tekortgeschoten door niet een geheel nieuwe folie, maar slechts patches aan te brengen. De bezwaren van [appellant] richten zich tegen de conclusie van de rechtbank dat die overeenkomst tussen partijen niet is gemaakt.
2.9
Het gevorderde bedrag moet in deze benadering kennelijk als een vervangende schadevergoeding worden opgevat (op grond van een omzettingsverklaring [2] ) of als een schadevergoeding na (al dan niet gedeeltelijke) ontbinding van deze nadere aannemingsovereenkomst. In beide gevallen is echter vereist dat De Vrijheid in verzuim is gekomen, bijvoorbeeld doordat zij aan een sommatie tot deugdelijke nakoming (het alsnog aanbrengen van nieuwe folie) geen gevolg heeft gegeven of dergelijke nakoming heeft geweigerd. Aan die eis is niet voldaan, omdat [appellant] niets heeft aangevoerd dat die conclusie kan dragen. Het enkele feit dat in de ogen van [appellant] slechts sprake is van provisorisch herstel betekent niet dat De Vrijheid heeft geweigerd de folie geheel te herstellen. Daarbij laat het hof nog daar of de gemaakte nadere herstelafspraak inderdaad inhield dat de Vrijheid daartoe had moeten overgaan.
De onverschuldigde betaling
2.1
De vordering van [appellant] ziet tot een bedrag van € 2.000 op beweerdelijk onverschuldigde betaling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering in zoverre onvoldoende is onderbouwd. Daar is geen bezwaar tegen geformuleerd. Op die constatering moet de vordering van [appellant] tot dat bedrag stranden.
De conclusie
2.11
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3]

3.De beslissing

3.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in rechtbank Noord-Nederland van
12 oktober 2021;
3.2
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van De Vrijheid:
€ 2.135 aan procedurele kosten
€ 1.114 aan salaris van de advocaat van De Vrijheid (1 procespunt x appeltarief II)
3.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3.4
verklaart de veroordelingen/proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J.H. Kuiper en J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
6 december 2022.

Voetnoten

2.Artikel 6:87 BW.
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.