In deze zaak heeft [appellant], eigenaar van een zeiljacht, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. Het geschil betreft de kosten van het aanbrengen van een teakhouten laag fineer op een tafelblad van het jacht en schade aan de folie op het bovenwaterschip. De appellant vordert betaling van de kosten voor het maken van een massief tafelblad en stelt dat de opdrachtnemer, Jachthaven De Vrijheid B.V., niet heeft voldaan aan de verplichtingen om de folie volledig te vervangen na schade bij de tewaterlating in 2018. De kantonrechter heeft de vorderingen van de appellant afgewezen en die van De Vrijheid toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het Nederlandse recht van toepassing is. Het hof heeft de bezwaren van de appellant tegen het vonnis thematisch behandeld en geconcludeerd dat het bestreden vonnis in stand blijft. De appellant is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. De vordering tot schadevergoeding voor de beschadigde folie is afgewezen, omdat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor onrechtmatig handelen van De Vrijheid. Het hof heeft de vordering tot onverschuldigde betaling van € 2.000 ook afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Het arrest is gewezen op 6 december 2022.