ECLI:NL:GHARL:2022:10683

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
200.315.503
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na zorgen over opvoedvaardigheden van de ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, geboren in 2009, 2011 en 2014. De rechtbank Overijssel had eerder op 31 mei 2022 besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen tot 26 juni 2023, omdat het perspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt. De moeder ging in hoger beroep tegen deze beslissing, met het verzoek om de kinderen in een gezinshuis te plaatsen voor de duur dat zij zelf niet in staat is om voor hen te zorgen.

Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in hun leven al veel hebben meegemaakt, waaronder huiselijk geweld en onrust in de thuissituatie. Ondanks de inspanningen van de GI en de hulpverleners heeft de moeder onvoldoende opvoedvaardigheden getoond om voor de kinderen te zorgen. Het hof concludeert dat de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is, omdat de kinderen nu niet bij de moeder kunnen wonen. De vader steunt deze beslissing, en de moeder erkent zelf ook dat zij momenteel niet in staat is om voor de kinderen te zorgen.

Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de GI erop dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer de juiste maatregel is als er niet meer gewerkt wordt aan thuisplaatsing. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van stabiliteit en veiligheid voor de kinderen, die momenteel in pleegzorg en een gezinshuis verblijven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.503
(zaaknummer rechtbank Overijssel 280625)
beschikking van 13 december 2022
in het hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. Kaya, kantoorhoudend in Enschede,
en
de gecertificeerde instelling stichting
Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd in Hengelo,
verder te noemen: de GI.
Belanghebbenden zijn:
[de vader],
wonende in [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
[de pleegouders],
wonende in [woonplaats2] ,
verder te noemen: de pleegouders van [de minderjarige3] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2009;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2011;
  • [de minderjarige3] , die is geboren [in] 2014.

2.Belangrijke informatie

2.1
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .
2.2
De kinderen staan onder toezicht van de GI.
2.3
Op 2 april 2021 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna verlengd.
2.4
[de minderjarige3] woont sinds 2 april 2021 in een pleeggezin in [woonplaats2] . [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen sinds 18 juli 2022 in gezinshuis [naam1] in [plaats1] .

3.De beslissing van de rechtbank

3.1
De rechtbank Overijssel, locatie Almelo, heeft op 31 mei 2022 op verzoek van de GI een beslissing genomen. De rechtbank heeft:
  • de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verlengd tot 26 juni 2023;
  • de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 26 juni 2023;
  • de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige3] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 26 juni 2023; en
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2
De rechtbank heeft in de beschikking van 31 mei 2022 overwogen dat het perspectief van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] niet meer bij de moeder ligt en dat de kinderen niet meer bij de moeder zullen gaan wonen.

4.Het hoger beroep

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en is in hoger beroep gegaan. De moeder verzoekt het hof om de beschikking van 31 mei 2022, waarbij is bepaald dat het perspectief van de kinderen definitief niet bij de moeder zal zijn, te vernietigen en te bepalen dat de kinderen zullen worden geplaatst in een gezinshuis in [plaats1] voor de duur dat de moeder zelf nog niet in staat is om voor de kinderen te zorgen.
4.2
De GI voert verweer in hoger beroep. De GI vraagt het hof om het verzoek in hoger beroep van de moeder af te wijzen.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van 30 augustus 2022 met producties;
  • het verweerschrift met producties;
  • de brief van de GI van 13 oktober 2022, met producties;
  • een e-mail van mr. Kaya van 11 november 2022, met producties.
5.2
[de minderjarige1] heeft op 21 november 2022 een gesprek gehad met één van de raadsheren.
5.3
De zitting bij het hof was op 22 november 2022. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • twee vertegenwoordigers van de GI.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
De kinderrechter kan de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen (artikel 1:265c lid 2 BW). De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
6.2
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] terecht heeft verlengd.
6.3
[de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] hebben in hun leven al veel meegemaakt. Al voordat zij geboren waren, had de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) zorgen over onrust en geweld in de thuissituatie bij de ouders. De kinderen zijn thuis bij de ouders getuige geweest van huiselijk geweld. Daardoor zijn de kinderen hyperalert geworden en kwamen zij thuis niet toe aan hun eigen ontwikkeling. De kinderen hebben tijdens de ondertoezichtstelling afwisselend bij de moeder en de vader gewoond. Ook hebben de kinderen met de ouders deelgenomen aan een gezinsopname, die de vader vroegtijdig heeft verlaten. Door hun verleden zijn [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] kwetsbaar. Zij hebben meer structuur, voorspelbaarheid en stabiliteit nodig dan andere kinderen.
6.4
Het hof stelt vast dat de GI tijdens de ondertoezichtstelling lange tijd heeft geprobeerd om de kinderen thuis te laten wonen. De moeder heeft hulpverlening gehad van [naam2] , [naam3] en [naam4] . Daarnaast heeft de moeder jarenlang vaste hulpverleners gehad van [naam5] , die continu bereikbaar waren. Die hulpverleners kwamen soms twee keer per dag bij de moeder thuis en soms ook in het weekend. Alle betrokken hulpverleners hebben uiteindelijk moeten concluderen dat de moeder onvoldoende opvoedvaardigheden heeft om volledig voor de kinderen te zorgen. Dat is geen onwil, want de moeder doet erg haar best. De moeder heeft persoonlijke problemen, zoals stemmingswisselingen en zij heeft ondersteuning nodig op verschillende leefgebieden. De moeder heeft tijdens de jarenlange inzet van hulpverlening helaas onvoldoende vooruitgang laten zien. Het lukt de moeder niet om de kinderen de structuur, veiligheid en stabiliteit te bieden die zij zo hard nodig hebben. Deze conclusie wordt ondersteund door de raad, die onderzoek heeft gedaan naar het opvoedperspectief van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en daarover op 28 april 2022 heeft gerapporteerd.
6.5
Het hof vindt daarom dat de moeder niet voldoende opvoedvaardigheden heeft om fulltime voor [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] te zorgen. Dat de moeder nu een nieuwe relatie en een nieuw huis heeft, maakt dat niet anders. Dat verandert namelijk niets aan haar opvoedvaardigheden. Daarnaast heeft de moeder aangevoerd dat zij in de periode dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij [naam2] woonden, veel praktische zaken heeft opgepakt. De moeder heeft de kinderen in die periode bijvoorbeeld naar zwemles gebracht. Het hof merkt op dat dat nog niet betekent dat de moeder de kinderen zeven dagen per week de nodige structuur, veiligheid en stabiliteit kan bieden. Het hof is het wel eens met de raad dat het heel positief is dat de moeder zo hard aan zichzelf en haar leven heeft gewerkt. Als de moeder meer rust en stabiliteit in haar leven heeft, profiteren de kinderen daar namelijk van, ook als zij niet bij de moeder wonen.
6.6
Sinds hun uithuisplaatsing zijn [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] gegroeid op verschillende levensgebieden. [de minderjarige3] is volgens de GI letterlijk en figuurlijk gegroeid en kan leuk spelen met haar pleegbroer. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben hun zwemdiploma’s gehaald en ook zij zijn gegroeid in hun sociale vaardigheden. Ze hebben nu leuk contact met leeftijdsgenoten. [de minderjarige1] heeft één van de raadsheren verteld dat ze nu vijf beste vrienden heeft. Ook op school heeft ze het naar haar zin.
6.7
Het hof is dus van oordeel dat de kinderen – in ieder geval voorlopig – niet bij de moeder kunnen gaan wonen. De vader staat daar achter.
De moeder erkent zelf ook dat zij nu nog niet klaar is om weer voor de kinderen te gaan zorgen. Daarnaast heeft de vader verteld dat hij ook zelf vindt dat de kinderen niet bij hem kunnen wonen. Diep van binnen zou hij het wel willen, maar hij weet dat het beter voor de kinderen is dat zij in het gezinshuis en het pleeggezin blijven, zo heeft hij tijdens de mondelinge behandeling aan het hof uitgelegd.
Omdat de kinderen nu niet naar huis kunnen, is het hof van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is.
6.8
Verder merkt het hof het volgende op. Het hof beslist in deze zaak over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Deze beslissing hoeft niet te betekenen dat de kinderen nooit meer kunnen teruggaan naar de ouders. De rechtbank heeft wel zon zogenoemde ‘perspectiefbeslissing’ genomen. De moeder heeft verteld dat haar hoger beroep zich vooral richt tegen die beslissing. De moeder heeft het hof daarom verzocht om te bepalen dat de machtiging tot uithuisplaatsing alleen geldt zolang zij nog niet voor de kinderen kan zorgen.
Dit is een bijzonder verzoek, omdat dit altijd de achterliggende gedachte is van een machtiging tot uithuisplaatsing. Een machtiging tot uithuisplaatsing geldt immers alleen zolang de kinderen nog niet naar huis kunnen. Als dat wel weer kan, kan de machtiging tot uithuisplaatsing beëindigd worden door de GI of door de rechter. De GI denkt dat een thuisplaatsing van de kinderen niet meer mogelijk is. Het hof wijst de GI erop dat de machtiging tot uithuisplaatsing dan niet meer de juiste maatregel is. Dit is tijdens de mondelinge behandeling ook besproken. Het is aan de GI om te gaan onderzoeken of het gezag van de ouders beëindigd moet worden.
6.9
Het hof zal de beschikking van de rechtbank bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 31 mei 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J.H. Lieber en S. Kuijpers, in samenwerking met mr. L.M. de Wit, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.