ECLI:NL:GHARL:2022:1076

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20/00774
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardevaststelling van een woning onder de Wet WOZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 10 juli 2020 de waarde van de onroerende zaak aan de [adres1] 6 te [woonplaats] voor het jaar 2019 had vastgesteld op € 280.000. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2018. Na een bezwaarschrift van belanghebbende werd de waarde verlaagd tot € 264.000, maar belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Tijdens de zittingen, die deels via beeldbellen plaatsvonden, zijn de gemachtigden van beide partijen gehoord. Uiteindelijk zijn partijen tot overeenstemming gekomen over de WOZ-waarde, die werd verlaagd tot € 244.000, en de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) werd dienovereenkomstig aangepast. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 2.434,50 bedroegen. Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de eerdere uitspraken van de rechtbank en de heffingsambtenaar vernietigd.

De uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, lid van de achttiende enkelvoudige belastingkamer, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2022. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 20/00774
uitspraakdatum: 15 februari 2022
Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 10 juli 2020, nummer UTR 19/4856, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
de gemeent Hilversum(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 6 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 280.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 264.000, de opgelegde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd en een proceskostenvergoeding toegekend van € 509,26.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 30 juni 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende A. Oosters en namens de heffingsambtenaar [naam1] , bijgestaan door [de taxateur] , taxateur. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld informatie aan het Hof toe te sturen.
1.6.
De heffingsambtenaar heeft daarvan op 30 augustus 2021 gebruik gemaakt.
1.7.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren en heeft op 23 september 2021 van die gelegenheid gebruik gemaakt.
1.8.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende S. Hansen en namens de heffingsambtenaar [naam1] , bijgestaan door [de taxateur] , taxateur.

2.Vaststaande feiten

2.1.
De woning is een in 1927 gebouwde rijwoning met een berging. De woning staat op een perceel van 98 m2.

3.Geschil

3.1.
In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2018.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ter zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen dat:
  • de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2019 wordt verminderd tot € 244.000,
  • de aanslag OZB 2019 overeenkomstig wordt verminderd,
  • de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor beroep en hoger beroep vergoedt, en
  • de heffingsambtenaar aan belanghebbende de proceskosten voor beroep en hoger beroep vergoedt van in totaal € 2.434,50 (4,5 punt maal € 541).
4.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
4.3.
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende gegrond.

5.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– vernietigt de uitspraken van de heffingsambtenaar, behoudens de beslissing met betrekking tot de proceskosten voor de bezwaarfase,
– vermindert de waarde tot € 244.000,
– vermindert de aanslag OZB 2019 dienovereenkomstig,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.434,50,
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 47 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 131 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, lid van de achttiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 15 februari 2022
De griffier, Het lid van de enkelvoudige belastingkamer,
(S. Darwinkel) (A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 februari 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.