ECLI:NL:GHARL:2022:10834

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
200.312.913
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de vader over de kinderen en de vaststelling van een omgangsregeling. De vader en moeder, die samen drie kinderen hebben, zijn in een conflict verwikkeld over de zorg en opvoeding van hun kinderen. De rechtbank Gelderland had eerder op 15 april 2022 besloten het gezamenlijk gezag van de vader te beëindigen en een omgangsregeling vast te stellen waarbij de vader elke twee weken op zaterdag drie uur bij de kinderen kan zijn. De vader is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing, terwijl de moeder in incidenteel hoger beroep is gekomen om de omgangsregeling te laten begeleiden door een professional.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder het eenhoofdig gezag uitoefent. De vader heeft geprobeerd om de communicatie te verbeteren, maar dit is niet gelukt. De moeder heeft psychologische hulp nodig vanwege haar posttraumatische stressstoornis en heeft aangegeven dat zij rechtstreeks contact met de vader zoveel mogelijk wil vermijden. Het hof concludeert dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de kinderen en dat een verbetering van de situatie niet te verwachten is. De omgangsregeling blijft onder regie van de GI, die kan ingrijpen indien nodig, maar er is op dit moment geen noodzaak voor professionele begeleiding van de omgang.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.913
(zaaknummer rechtbank Gelderland 397518)
beschikking van 15 december 2022
inzake
[verzoeker],
ingeschreven te [plaats1] (daklozenopvang),
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. F. van den Heuvel te Arnhem,
en
[verweerster],
wonende te [plaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.A.J.M. Staal te Zutphen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
regio Noord,
gevestigd te Zutphen,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 juli 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van de moeder met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met een productie;
- de brief van de GI van 23 september 2022;
- een journaalbericht van mr. Staal van 3 november 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van den Heuvel van 4 november 2022 met productie;
- de brief van de GI van 7 november 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 17 november 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-een vertegenwoordiger van de GI;
-een vertegenwoordiger van de raad.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , ( [de minderjarige1] ), geboren [in] 2012 te [plaats3] ;
- [de minderjarige2] , ( [de minderjarige2] ), geboren [in] 2014 te [plaats4] ;
- [de minderjarige3] , ( [de minderjarige3] ), geboren [in] 2016 te [plaats4] , verder gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderen wonen bij de moeder
De moeder heeft uit een eerdere relatie drie kinderen: [naam1] ( [in] 1997), [naam2] ( [in] 2000) en [naam3] ( [in] 2002). [naam3] woont nog in het gezin van de moeder.
3.2
De kinderen staan sinds 22 januari 2019 onder toezicht van de GI. De termijn van die ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk tot 22 juli 2023.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank
-het gezag van de vader over de kinderen beëindigd, zodat de moeder nu alleen het gezag uitoefent:
- als omgangsregeling vastgesteld:
-de kinderen verblijven elke twee weken op zaterdag drie uur bij de vader;
-in ieder geval zolang de vader nog niet beschikt over geschikte woonruimte zal de omgang plaatsvinden in het [naam4] of bij één van de mensen uit het netwerk [naam5] ,
-waarbij iemand uit het netwerk van de moeder de kinderen naar het contactmoment brengt en iemand uit het netwerk van de vader de kinderen bij de moeder terugbrengt,
-waarbij de GI de regie heeft over een uitbreiding van deze regeling in duur, frequentie, plek en begeleiding;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen (het hof begrijpt:) voor zover daarin zijn gezag over de kinderen is beëindigd en de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot beëindiging van zijn gezag dan wel dat verzoek alsnog af te wijzen.
4.3
De moeder voert verweer en is op haar beurt in incidenteel hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof het door de vader ingediende hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag te bekrachtigen.
De moeder verzoekt het hof in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking ten aanzien van de omgang zo aan te vullen dat de omgang dient plaats te vinden onder professionele begeleiding.
4.4
De vader heeft verweer gevoerd in het incidenteel hoger beroep. Hij vraagt het hof om het verzoek van de moeder over de omgang af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het gezag
5.1
Volgens artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt als:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De vader stelt -kort samengevat- dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken als beide ouders het gezag hebben. Door het eenhoofdig gezag van de moeder worden niet alleen zijn belangen, maar ook die van de kinderen geschaad. Hij probeert al jaren, met en zonder hulpverlening, tot een redelijke vorm van communicatie te komen met de moeder, die dit echter afhoudt.
De vader ontkent dat hij de moeder op een intimiderende wijze benadert. Hij stelt ook dat hem ten onrechte informatie over de kinderen wordt onthouden.
5.3
De moeder stelt -kort samengevat- dat er bij voortzetting van het gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders. Hoewel ook zij zich heeft ingezet voor verbetering van de oudercommunicatie, heeft dat niet tot resultaat geleid. De ouders kunnen niet op een goede manier met elkaar over de kinderen overleggen. Het is volgens de moeder ook niet te verwachten dat daarin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Bovendien is het in het belang van haar traumaverwerking dat zij rechtstreeks contact met de vader vermijdt. Zij vindt het in het belang van de kinderen dat zij contact kunnen hebben met de vader, maar zij vindt professionele begeleiding daarbij noodzakelijk.
5.4
De raad heeft geadviseerd om de bestreden beschikking, voor wat betreft het gezag, te bekrachtigen. Volgens de raad levert de communicatie tussen partijen zoveel spanning op, dat voortzetting van gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is.
5.5
Het hof stelt voorop dat voor de uitoefening van gezamenlijk gezag nodig is dat de ouders op enige wijze met elkaar kunnen communiceren over de voor de kinderen belangrijke aangelegenheden. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is gezegd is gebleken dat er al geruime tijd geen goede communicatie tussen de ouders mogelijk is. Bij beide ouders is sprake van stress en overbelasting. Bij de vader speelt persoonlijkheidsproblematiek. Hij is strafrechtelijk veroordeeld in verband met het plegen van seksueel grensoverschrijdend gedrag richting [naam3] , de dochter uit een eerdere relatie van de moeder. De vader volgt nu systeemtherapie, om ervaringen uit zijn verleden te verwerken. De moeder krijgt in verband met haar posttraumatische stressstoornis psychologische hulp. Zij heeft verklaard dat, nu zij in verband met haar traumaverwerking rechtstreeks contact met de vader zoveel mogelijk wenst te vermijden, het voor haar extra belastend is als de vader haar mailberichten stuurt, welke berichten door de vader in de stukken als “vierkante mailtjes” worden aangeduid. Ter mondelinge behandeling heeft de vader desgevraagd toegelicht dat het duidelijke berichten zijn, waarin hij zijn emotie toont. Uit informatie van de GI blijkt dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. Er is wel gewerkt aan verbetering daarvan, maar dat is niet gelukt en er is ook geen verbetering van de communicatie te verwachten. Dat heeft, aldus de GI, te maken met de persoonlijke problematiek van beide ouders die elkaar -over en weer- ‘triggeren’. Het hof acht het verder aannemelijk dat de draagkracht van de moeder, mede gelet op haar persoonlijke problematiek en de spanning die de oudercommunicatie veroorzaakt, bij handhaving van het gezamenlijk gezag van de ouders zal worden overschreden. Dat is gezien de kwetsbare situatie, waarin de verzorging en opvoeding van [naam3] en de drie kinderen van deze ouders, van wie [de minderjarige3] in verband met haar beperking extra aandacht vraagt, hoofdzakelijk neerkomt op de moeder, niet in het belang van de kinderen. Het hof is van oordeel dat de ouders, mede als gevolg van hun persoonlijke problematiek, niet in staat zijn om met elkaar over de kinderen te overleggen en dat een verbetering van die situatie ook niet binnen afzienbare tijd te verwachten is. Om die reden en gelet op het advies van de raad, acht het hof het in het belang van de kinderen dat de moeder het eenhoofdig gezag over hen heeft, zodat zij zelfstandig en in rust de nodige beslissingen voor hen kan nemen.
De omgangsregeling
5.6
De moeder heeft in haar incidenteel hoger beroep verzocht om te bepalen dat de omgang tussen de vader en de kinderen dient plaats te vinden onder professionele begeleiding. Zij vindt het in het belang van de kinderen dat zij begeleide omgang hebben met de vader, maar niet dat de omgang wordt begeleid door iemand uit de “ [naam5] ”, omdat deze personen daarvoor in haar visie niet voldoende zijn toegerust.
5.7
De vader voert aan dat professionele begeleiding niet nodig is. Hij stelt dat de omgangsmomenten goed verlopen met de huidige begeleiding.
5.8
De raad heeft geadviseerd om de regie ten aanzien van de begeleiding van de omgang bij de GI te laten, zoals de rechtbank heeft bepaald.
5.9
Het hof is van oordeel dat er op dit moment geen noodzaak bestaat om te bepalen dat de omgangsmomenten moeten worden begeleid door een professional, zoals door de moeder is verzocht. Het hof sluit aan bij de desbetreffende overweging van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze over en maakt deze, na eigen onderzoek, tot de zijne. Ook in hoger beroep is niet gebleken dat zich sinds de bestreden beschikking een voor de kinderen (onveilige) situatie heeft voorgedaan op grond waarvan de in die beschikking neergelegde omgangsregeling zou moeten worden gewijzigd of aangevuld. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de GI de regie heeft over, onder andere, de begeleiding van de omgang. Dat betekent dat de GI, zodra zij daartoe aanleiding ziet, de uitvoering van de begeleiding kan wijzigen. Dit biedt naar het oordeel van het hof voldoende waarborgen voor de veiligheid van de kinderen.
De conclusie
5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 april 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en J.U.M. van der Werff, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Feunekes en is op 15 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.