ECLI:NL:GHARL:2022:10911

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
200.311.198
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag na beëindiging van eenhoofdig gezag

In deze zaak verzoekt de vader om opnieuw belast te worden met het gezamenlijk gezag over zijn kinderen, na een eerdere beschikking waarin de moeder het eenhoofdig gezag heeft gekregen. Het hof oordeelt dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 1 oktober 2020 niet zijn gewijzigd. De vader stelt dat de spanningen tussen hem en de moeder zijn afgenomen en dat hij aan zichzelf heeft gewerkt, maar het hof concludeert dat de verhoudingen nog steeds ernstig verstoord zijn. De moeder heeft aangegeven nog steeds bang te zijn voor de vader, wat ook invloed heeft op de kinderen. Het hof wijst erop dat de vader recentelijk een contact- en locatieverbod heeft gekregen, wat de situatie verder compliceert. Het hof is van oordeel dat, zelfs als de omstandigheden wel gewijzigd zouden zijn, gezamenlijk gezag niet mogelijk is vanwege de verstoorde communicatie tussen de ouders. Het hof wijst het verzoek van de vader af en vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, maar verklaart de vader wel ontvankelijk in zijn verzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.311.198
(zaaknummer rechtbank Gelderland 397015)
beschikking van 20 december 2022
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Ünalan-Akkan,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.J. Scholten.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland van 17 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 16 mei 2022;
  • een journaalbericht van mr. Scholten van 10 november 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Ünalan-Akkan van 11 november 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Scholten van 17 november 2022 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader -bijgestaan door een tolk- met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2012 in [plaats1] ;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2014 in [plaats1] .
Tijdens hun huwelijk hadden de ouders samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.3
In de beschikking van 1 oktober 2020 heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.4
In het vonnis van 20 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter de vader een gebiedsverbod voor [woonplaats2] opgelegd voor de duur van zes maanden en een verbod om rechtstreeks of indirect contact op te nemen met de moeder voor de duur van twaalf maanden.

4.De omvang van het geschil

4.1
In eerste aanleg heeft de vader verzocht om de beschikking van 1 oktober 2020 te wijzigen en de ouders samen te belasten met het gezag over de kinderen.
4.2
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Volgens de rechtbank was geen sprake van gewijzigde omstandigheden.
4.3
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen. De vader verzoekt het hof om, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog de beschikking van 1 oktober 2020 te wijzigen in die zin dat de vader mede met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wordt belast.
4.4
De moeder voert verweer in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De rechter kan een eerdere beslissing waarin een ouder eenhoofdig gezag heeft gekregen, wijzigen, als daarna de omstandigheden zijn gewijzigd of bij de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan (artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek). Dan wijst de rechter een verzoek om het gezamenlijk gezag te krijgen alleen af als:
  • er nog steeds een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt;
  • afwijzing van het verzoek anderszins noodzakelijk is in het belang van het kind.
5.2
Het hof is allereerst van oordeel dat de omstandigheden niet (relevant) zijn gewijzigd sinds de beschikking van 1 oktober 2020.
5.3
De vader stelt dat de emoties en spanningen van kort na de scheiding zijn weggezakt en dat de kinderen geen last meer hebben van hun strijdende ouders. Daarnaast stelt de vader dat hij met hulp van de reclassering en [naam1] aan zichzelf heeft gewerkt en dat hij nu beter met zijn emoties kan omgaan. De vader vindt dat de moeder geen reden meer heeft om nog bang te zijn voor hem. Ook stelt de vader dat hij onder begeleiding van [naam2] nu fijne omgang heeft met de kinderen. In het beroepschrift schrijft de vader dat de meest belangrijke wijziging van omstandigheden was dat zijn contact- en locatieverbod in september 2022 zou eindigen.
5.4
Het hof stelt vast dat de voorzieningenrechter het contact- en locatieverbod van de vader in het vonnis van 20 oktober 2022 heeft verlengd met zes (locatieverbod) en twaalf (contactverbod) maanden. Daarnaast merkt het hof op dat de vader sinds de beschikking van 1 oktober 2020 omgang met de kinderen heeft via [naam2] en nu nog steeds. Deze omstandigheden zijn dus niet gewijzigd. Hoewel de vader aanvoert dat de spanningen tussen de ouders zijn weggezakt, is het hof van oordeel dat de verhoudingen nog steeds ernstig verstoord zijn. De moeder heeft op de zitting geëmotioneerd verteld dat zij nog steeds heel bang is voor de vader. Dit heeft onvermijdelijk ook zijn weerslag op de kinderen. [de minderjarige1] heeft aan hulpverlener [naam3] van [naam4] verteld dat de vader belastende uitspraken heeft gedaan over de moeder. Het hof gaat daarom niet mee in de stelling van de vader dat de kinderen geen last meer hebben van de strijd tussen hun ouders. Dat de vader aan zichzelf gewerkt heeft en nu zelf anders tegen de situatie aankijkt, is geen wijziging van omstandigheden die kan leiden tot een nieuwe beoordeling van het gezag. Dat de vader een andere visie heeft, maakt nog niet dat de verstoorde situatie tussen de ouders is opgelost. Het hof is van oordeel dat die situatie nog steeds zorgelijk is.
5.5
Omdat de omstandigheden niet zijn gewijzigd, komt het hof niet toe aan een wijziging van het gezag. Ten overvloede merkt het hof het volgende op.
5.6
Ook als de omstandigheden wel gewijzigd zouden zijn, bijvoorbeeld omdat het locatie- en contactverbod van de vader zou wegvallen, ziet het hof geen mogelijkheden voor gezamenlijk gezag. Het hof deelt de visie die de raad hierover heeft. Door het gezamenlijk gezag zouden de ouders weer afhankelijk van elkaar zijn bij de verzorging en opvoeding van de kinderen en het nemen van beslissingen voor de kinderen. Hiervoor is nodig dat de ouders op een gelijkwaardige manier met elkaar kunnen communiceren. De verhoudingen tussen de ouders zijn echter zo ernstig verstoord dat communicatie, laat staan normale communicatie, niet mogelijk is. De vader is veroordeeld voor langdurige stalking van de moeder. Dit heeft grote impact gehad op de moeder, maar ook op [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dat de vader dit nu achter zich wil laten, wil niet zeggen dat de moeder en de kinderen dat al kunnen. Zij hebben tijd nodig om alle gebeurtenissen uit het verleden te verwerken. Het hof heeft in de stukken en op de zitting gezien hoeveel spanningen er nu al zijn tussen de ouders, terwijl zij op dit moment geen gezamenlijk gezag hebben. Het hof voorziet dat de spanningen alleen maar zullen toenemen als de ouders samen het gezag zouden hebben. De kinderen zullen die spanningen ook voelen en dat is schadelijk voor hen. Het hof is daarom van oordeel dat de kinderen klem en verloren zullen raken tussen hun ouders als die het gezamenlijk gezag over hen hebben en dat het eenhoofdig gezag van de moeder ook anderszins noodzakelijk is in het belang van de kinderen.
5.7
Dit betekent dat het hof het verzoek van de vader zal afwijzen. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen in die zin dat het hof de vader wel ontvangt in zijn verzoek, maar het verzoek afwijst.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 17 februari 2022;
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.H. Lieber en E. de Boer, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier, is op 20 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.