ECLI:NL:GHARL:2022:1250

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
200.304.262
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak gaat het om de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [verzoeker], die door zijn ouders, de vader en de moeder, is onder toezicht gesteld. De kinderrechter in de rechtbank Overijssel had eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 20 oktober 2021 werd verlengd. Op 2 december 2021 verleende de kinderrechter een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp, die op 15 december 2021 werd bestreden door [verzoeker] in hoger beroep. Het hof heeft op 3 februari 2022 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de advocaat van [verzoeker] en een vertegenwoordiger van de Stichting Jeugdbescherming Overijssel aanwezig waren. De ouders van [verzoeker] waren niet aanwezig, ondanks dat zij waren opgeroepen.

Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] niet voorafgaand aan de machtiging door een gedragswetenschapper is onderzocht, omdat hij onvindbaar was. Het hof oordeelt echter dat dit niet in de weg staat aan het verlenen van de machtiging, aangezien het onderzoek zo spoedig mogelijk heeft plaatsgevonden nadat [verzoeker] weer beschikbaar was. Het hof concludeert dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [verzoeker] ernstig belemmeren. Daarom bekrachtigt het hof de beschikking van de kinderrechter, die de machtiging tot gesloten jeugdhulp heeft verleend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Zwolle
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.304.262
(zaaknummer rechtbank Overijssel 274255)
beschikking van 3 februari 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. S. van de Griek te Almelo,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats2] ,
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
hierna te noemen de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo (verder ook te noemen: de kinderrechter), van 2 december 2021 en 15 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 15 december 2021 wordt verder ook ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 december 2021;
- de aanvulling op het beroepschrift;
- het verweerschrift van de GI met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 februari 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de advocaat van [verzoeker] (via een Skype-verbinding);
- [naam1] , namens de GI.
[verzoeker] was niet aanwezig bij de zitting. De vader en de moeder waren ook niet aanwezig. Zij waren wel opgeroepen. De raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [verzoeker] , geboren [in] 2006 te [woonplaats2] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [verzoeker] .
3.2
Bij beschikking van 4 november 2020 is [verzoeker] onder toezicht gesteld van de GI tot 4 november 2021. De ondertoezichtstelling is door de kinderrechter op 20 oktober 2021 verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 4 november 2021 tot 4 november 2022.
3.3
Bij beschikking van 4 november 2020 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 4 november 2020 tot 4 november 2021. De machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] is op 20 oktober 2021 verlengd voor duur van zes maanden, met ingang van 4 november 2021 tot 4 mei 2022.
3.4
Op 2 december 2021 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
verleend voor de duur van twee weken, met ingang van 2 december 2021 tot 16 december 2021. Elke nadere beslissing is aangehouden.
3.5
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee maanden, tot 16 februari 2022.
3.6
[verzoeker] is geplaatst bij [naam2] in [woonplaats1] . [verzoeker] is medio januari 2022 weggelopen en zijn verblijfplaats was ten tijde van de zitting in hoger beroep onbekend.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het verzoek in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jeugdwet (Jw) is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4 0
Het verzoek behoeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 6 Jw instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.6
Ingevolge artikel 6.1.10 lid 1 Jw hoort de kinderrechter alvorens een machtiging te verlenen de jeugdige, degene die het gezag over de minderjarige uitoefent en degene die de jeugdige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt (tenzij de kinderrechter vaststelt dat een persoon niet bereid is zich te doen horen) alsmede de verzoeker en, in gevallen als bedoeld in artikel 6.1.7 Jw, de jeugdhulpaanbieder.
5.7
Evenals de kinderrechter en op dezelfde gronden als de kinderrechter, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. Het hof voegt hieraan het volgende toe.
5.8
Namens [verzoeker] is naar voren gebracht dat de machtiging niet had mogen worden verleend, omdat [verzoeker] niet van tevoren door een gedragswetenschapper is onderzocht.
Het hof constateert dat uit de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 13 december 2021 blijkt dat de gedragswetenschapper [verzoeker] niet zelf heeft onderzocht. Dat was ook onmogelijk, omdat [verzoeker] op dat moment onbereikbaar/onvindbaar was. Hij was op 2 december 2021 weggelopen uit de instelling waar hij toen verbleef en dook pas kort voor de zitting bij de kinderrechter op 15 december 2021 weer op.
Het onderzoek heeft wel zo spoedig mogelijk plaatsgevonden, nadat de GI [verzoeker] weer in het vizier had, en wel op 17 december 2021.
Het feit dat [verzoeker] in eerste instantie niet door een gedragswetenschapper is onderzocht staat in dit geval niet in de weg aan het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. Het onderzoek was immers feitelijk onmogelijk vanwege de onvindbaarheid van [verzoeker] . In een dergelijk geval kan een machtiging gesloten jeugdhulp op grond van artikel 6.1.2 Jw worden verleend voordat een minderjarige is onderzocht door een gedragswetenschapper, mits het onderzoek zo spoedig mogelijk plaatsvindt nadat de minderjarige weer boven water is. Dat is in dit geval gebeurd.
5.9
Sinds de bestreden beschikking heeft [verzoeker] zich binnen de gesloten setting niet aan de afspraken gehouden door niet van (weekend)verlof terug te keren en zich aan de hulpverlening te onttrekken. [verzoeker] is na Oud en Nieuw niet van zijn verlof teruggekomen. Hij is toen door de politie opgehaald en teruggebracht naar [naam2] . [verzoeker] is daar op 13 januari 2022 weggelopen en op het moment van de zitting in hoger beroep was onbekend waar [verzoeker] verblijft.
Het hof is van oordeel dat bij [verzoeker] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hij zich aan de zorg die hij nodig heeft, zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
5.1
Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 15 december 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en R. Feunekes, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, is op 3 februari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier en is op 17 februari 2022 schriftelijk uitgewerkt.