ECLI:NL:GHARL:2022:1681

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
21/00609
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waarde van onroerende zaak en vergoeding van proceskosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 mei 2021. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres1] 4a te [woonplaats], vastgesteld op € 508.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep gegrond verklaarde en de zaak terugverwees naar de heffingsambtenaar voor een nieuwe uitspraak op bezwaar. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 10 februari 2022, waar belanghebbende via beeldbellen aanwezig was, zijn partijen tot een compromis gekomen. Het Hof heeft besloten dat de heffingsambtenaar belanghebbende de verletkosten van € 20 voor het telefonisch hoorgesprek en € 46,40 voor de zitting bij het Hof zal vergoeden, evenals het betaalde griffierecht van € 134. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de beslissing over de vergoeding van de verletkosten, maar heeft de uitspraak voor het overige bevestigd. De heffingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 66,40 bedragen.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De griffier was verhinderd de uitspraak te ondertekenen, maar de voorzitter heeft dit gedaan. Afschriften van de uitspraak zijn aangetekend verzonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 21/00609
uitspraakdatum: 1 maart 2022
Uitspraak van de negentiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 mei 2021, nummer UTR 20/4694, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 4a, te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het jaar kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 508.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2020 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 december 2020 het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de heffingsambtenaar om een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende (via beeldbellen), alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [de taxateur] (taxateur).

2.Beoordeling van het geschil

Partijen zijn ter zitting, ter beslechting van het geschil, overeengekomen dat:
  • de heffingsambtenaar aan belanghebbende de verletkosten van € 20 voor het telefonisch hoorgesprek in de bezwaarfase, alsmede € 46,40 voor de zitting bij het Hof zal vergoeden;
  • de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht in verband met de behandeling van het hoger beroep van € 134 vergoedt.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

3.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, voor zover het betreft de beslissing omtrent het vergoeden van de verletkosten voor het hoorgesprek in de bezwaarfase,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende bestaande uit de verletkosten zoals hierboven omschreven van in totaal een bedrag van € 66,40,
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 134 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.H.J. Verhagen, raadsheer, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter,
te ondertekenen.
(T.H.J. Verhagen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 maart 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.