ECLI:NL:GHARL:2022:170

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
200.302.156
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gesloten uithuisplaatsing van minderjarige met autisme

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, waarbij een gesloten uithuisplaatsing van de minderjarige [verzoeker] is verleend. [verzoeker], geboren in 2004, is onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland. De kinderrechter heeft op 9 augustus 2021 de ondertoezichtstelling uitgesproken en op 13 september 2021 een machtiging verleend voor gesloten uithuisplaatsing tot 13 maart 2022. De ouders van [verzoeker] zijn gezamenlijk belast met het gezag, maar zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Het hof heeft op 21 december 2021 de zaak behandeld, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door zijn advocaat mr. P.J. Verbeek. De GI heeft verweer gevoerd en de bestreden beschikking bekrachtigd.

Het hof overweegt dat [verzoeker] in het verleden meerdere keren is weggelopen na een uithuisplaatsing, maar dat hij nu aangeeft liever in een open setting te worden geplaatst. Het hof twijfelt echter aan zijn intrinsieke motivatie, gezien zijn eerdere gedrag en het gebrek aan openheid over zijn situatie. De GI heeft aangegeven dat de huidige gesloten plaatsing passend is voor jongeren met autisme en een verstandelijke beperking, en dat er eerst meer zicht moet komen op [verzoeker] voordat hij in een open setting kan worden geplaatst. Het hof concludeert dat is voldaan aan de voorwaarden voor de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing en bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.302.156
(zaaknummer rechtbank Gelderland 392856)
beschikking van 11 januari 2022
inzake
[verzoeker],
thans verblijvende in [naam1] te [plaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. P.J. Verbeek te Ede,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 13 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 november 2021;
- het verweerschrift van de GI met een productie.
2.2
Bij beschikking van 11 november 2021 heeft dit hof de Raad voor Rechtsbijstand te
‘s-Hertogenbosch last tot toevoeging gegeven van mr. Verbeek als advocaat aan [verzoeker] .
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 21 december 2021 plaatsgevonden.
2.4
Verschenen zijn:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat,
- [naam2] (jeugdreclasseerder) en [naam3] (jeugdbeschermer) namens de GI.
2.5
De moeder en de vader zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.6
De raad heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [verzoeker] . [verzoeker] is geboren [in] 2004. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [verzoeker] .
3.2
Bij beschikking van 9 augustus 2021 heeft de kinderrechter [verzoeker] , op verzoek van de raad, onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 9 augustus 2021 tot 6 augustus 2022.
3.3
De GI heeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet (Jw) op 1 september 2021 bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoeker] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft ingestemd met het verzoek.
3.3
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter machtiging verleend om [verzoeker] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 13 september 2021 tot 13 maart 2022.
3.4
[verzoeker] is geplaatst in [naam1] te [plaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen, althans de behandeling aan te houden, althans de machtiging in duur te verkorten.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het verzoek in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jeugdwet (Jw) is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4
[verzoeker] kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en voert daartoe het volgende aan. [verzoeker] is in het verleden weliswaar diverse keren weggelopen na een uithuisplaatsing, maar inmiddels heeft hij het inzicht dat hij liever wordt geplaatst in een open setting. De onttrekkingen en de omstandigheid dat [verzoeker] niet wilde meewerken aan een plaatsing in een open instelling kunnen worden verklaard door de gediagnosticeerde autisme stoornis en het verstandelijke niveau van [verzoeker] . Subsidiair verzoekt [verzoeker] aanhouding van de zaak om te bezien of tot een hulpverleningsplan in het kader van een voorwaardelijke machtiging gekomen kan worden en meer subsidiair verzoekt [verzoeker] de verleende machtiging in duur te verkorten.
5.5
De GI voert aan dat [verzoeker] verschillende keren uit huis is geplaatst en ook verschillende keren is weggelopen. [verzoeker] heeft in die periode heel duidelijk gezegd dat hij niet mee wilde werken. Daardoor bestaat er geen vertrouwen meer in een plaatsing van [verzoeker] in een open setting. De huidige, gesloten plaatsing van [verzoeker] is juist passend bij jongeren met autisme en een verstandelijke beperking. [verzoeker] krijgt hier de rust, regelmaat en duidelijkheid die hij nodig heeft, zonder dat hij zich kan onttrekken. Voordat [verzoeker] geplaatst kan worden in een open setting moet volgens de GI eerst meer zicht komen op [verzoeker] en wat hij nodig heeft. [verzoeker] gaat al wel naar een reguliere school buiten de gesloten afdeling, zodat hij kan laten zien dat hij niet meer wegloopt.
5.6
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden om een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing voor [verzoeker] te verlenen.
Het hof voegt daar het volgende aan toe. [verzoeker] voert in hoger beroep aan dat hij tot het inzicht is gekomen dat hij liever in een open setting wordt geplaatst dan in een gesloten setting. Het hof overweegt echter dat dit inzicht pas is gekomen nadat [verzoeker] daadwerkelijk gesloten is geplaatst, terwijl hij na meerdere onttrekkingen herhaaldelijk is gewaarschuwd voor een gesloten plaatsing. Het hof twijfelt daardoor aan de intrinsieke motivatie en bereidheid van [verzoeker] voor behandeling. Daarbij komt dat ter zitting is gebleken dat [verzoeker] nog altijd onvoldoende openheid van zaken geeft. De verklaringen die [verzoeker] bij de raad, de politie en bij het hof aflegt over de (aanzienlijke hoeveelheid) drugs waarmee hij door de politie is betrapt op Arnhem Centraal Station zijn niet consistent. Hij geeft ook nog altijd geen duidelijkheid over wie zijn ‘vrienden’ zijn waarvoor hij die drugs bij zich zou hebben gehad. Het gebrek aan openheid, zo is ook namens de GI ter zitting naar voren gebracht, is een grote zorg en belemmert een goed onderzoek en behandeling. Gelet op het voorgaande ziet het hof ook geen redenen om de zaak aan te houden voor het opstellen van een hulpverleningsplan, dan wel de verleende machtiging in duur te verkorten.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 13 september 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J.M. van de Voort, R. Feunekes en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is door mr. R Feunekes op 11 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.