ECLI:NL:GHARL:2022:1867

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
200.300.357
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging contactregeling met opbouwregeling naar co-ouderschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van een contactregeling tussen ouders na hun echtscheiding. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Grootjans, verzocht om een wijziging van de op 14 augustus 2020 vastgestelde contactregeling voor hun minderjarige kind, geboren in 2017. De rechtbank Gelderland had eerder de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wijziging van de contactregeling. De verzoekster ging hiertegen in hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat er gewijzigde omstandigheden zijn die een herziening van de contactregeling rechtvaardigen. De ondertoezichtstelling van het kind was beëindigd en de communicatie tussen de ouders was verbeterd. Het hof oordeelde dat het in het belang van het kind was om de contactregeling uit te breiden en heeft een opbouwregeling vastgesteld. Deze regeling houdt in dat het kind in de maanden maart, april en mei 2022 om de week bij de verzoekster verblijft, en in de maanden juni, juli en augustus 2022 een vergelijkbare regeling geldt. Vanaf het schooljaar 2022/2023 zal het kind om de week bij de verzoekster en de verweerster verblijven.

De beslissing van het hof houdt rekening met de belangen van het kind en de verbeterde situatie tussen de ouders. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.357
(zaaknummer rechtbank Gelderland 384254)
beschikking van 10 maart 2022
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. H. Grootjans te Doetinchem,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. S. Striekwold te Doetinchem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland (Zutphen) van 1 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 september 2021;
- het verweerschrift met producties; en
-een journaalbericht met bijlage van mr. Grootjans, gedateerd op 8 november 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 februari 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoekster] en haar advocaat;
- [verweerster] en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is [in] 2020 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren [in] 2017 te [plaats] , over wie de zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
[de minderjarige] is bij beschikking van 29 juli 2020 voor zes maanden onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (hierna: de GI). De ondertoezichtstelling is daarna eenmaal verlengd voor negen maanden en heeft dus geduurd tot 29 oktober 2021.
3.4
Bij echtscheidingsbeschikking van 14 augustus 2020 heeft de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: contactregeling) over [de minderjarige] aldus vastgesteld:
a. a) dat hij iedere donderdag van 10:00 tot 18:00 bij [verzoekster] verblijft;
b) dat hij in augustus 2020 met betrekking tot de weekendregeling van zaterdag 10:00 uur tot zondag 18:00 bij [verzoekster] verblijft;
c) dat in september onder leiding van de gezinsvoogd zal worden toegewerkt naar de door de raad geadviseerde zorgregeling waarbij [de minderjarige] iedere week een dag van 10:00 tot 18:00 bij [verzoekster] zal zijn en eenmaal per twee weken een weekend van vrijdag 18:30 uur tot en met zondag 18:00 bij [verzoekster] zal zijn.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] heeft de rechtbank verzocht de op 14 augustus 2020 vastgestelde contactregeling te wijzigen en een verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Gelderland, voor zover hier van belang, [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
4.2
[verzoekster] is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoekster] verzoekt, na intrekking van een deel van haar verzoeken ter zitting, het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de contactregeling in die zin te wijzigen dat [de minderjarige] van maandag tot en met de maandag daarop bij [verzoekster] verblijft, op welk moment [de minderjarige] door [verzoekster] naar school wordt gebracht en de maandagmiddag daarop door [verweerster] van school wordt gehaald en [de minderjarige] tot de maandag daaropvolgende bij [verweerster] verblijft waarop [verweerster] [de minderjarige] naar school brengt en [verzoekster] [de minderjarige] van school ophaalt.
4.3
[verweerster] voert verweer en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans het hoger beroep af te wijzen, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.2
Naar het oordeel van het hof zijn er gewijzigde omstandigheden, zodat [verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoek om de contactregeling te wijzigen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Ten tijde van de echtscheidingsbeschikking, waarvan wijziging wordt verzocht, was er sprake van een ondertoezichtstelling. De GI heeft, met goedkeuring van de raad, geen verlengingsverzoek voor de ondertoezichtstelling ingediend. De ondertoezichtstelling is dus per 29 oktober 2021 beëindigd. Ook gaat [de minderjarige] sinds het schooljaar 2021/2022 naar de basisschool. Verder is de verstandhouding tussen partijen verbeterd. Partijen communiceren weer met elkaar, hebben [de minderjarige] samen naar school gebracht en zijn tot een bijna volledig ouderschapsplan gekomen. Enkel de contactregeling houdt hen nog verdeeld.
Bovendien voeren partijen inmiddels een andere zorgregeling uit, dan de regeling die in de echtscheidingsbeschikking van 14 augustus 2020 is vastgelegd. [de minderjarige] verblijft nu de ene week van donderdag na school tot vrijdag voor school bij [verzoekster] en de andere week van vrijdag na school tot zondagavond.
5.3
Hoewel de wijzigingen van de omstandigheden zich pas hebben voorgedaan na de bestreden beschikking, zoals [verweerster] terecht aanvoert, is het hof van oordeel dat daar op basis van de jurisprudentie van de Hoge Raad (zie ECLI:NL:HR:2012:BW9226) toch rekening mee moet worden gehouden. Dat [verweerster] hiermee een beroepsinstantie wordt ontnomen, maakt dit niet anders. De Hoge Raad heeft immers overwogen dat de vaststelling van een omgangsregeling in beginsel moet worden gebaseerd op de omstandigheden ten tijde van de uitspraak. Partijen hebben er in zaken over een omgangsregeling belang bij dat de beslissing berust op een juiste en volledige waardering van de omstandigheden ten tijde van de uitspraak, ook in hoger beroep.
5.4
Het hof komt dan ook toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wijzigingsverzoek en acht het in het belang van [de minderjarige] om de contactregeling uit te breiden. Daarvoor is het volgende van belang.
Ter zitting hebben partijen bevestigd dat het op dit moment goed gaat met [de minderjarige] . Ook is gebleken dat hij na de wisselmomenten enige tijd nodig heeft om te ‘landen’. Verder is relevant dat [verzoekster] het belangrijk vindt dat zij, naast persoonlijk contact met [de minderjarige] , hem ook de gelegenheid kan bieden om contact te hebben met familie en vrienden van haar zijde. Ook het hof ziet daar het belang van in. Zoals [verzoekster] terecht aanvoert, zijn de mogelijkheden daartoe op basis van de huidige contactregeling te beperkt of gaan ten koste van de tijd die zij persoonlijk met [de minderjarige] kan hebben.
Van belang is verder dat, zoals de raad ook heeft bevestigd, er geen zorgen zijn over de veiligheid van [de minderjarige] bij beide ouders. Hoewel [verweerster] zich daar zorgen over maakt, heeft de raad opgemerkt dat professionals in de afgelopen periode de veiligheid al hebben beoordeeld. Van een onveilige situatie bij een van de ouders is niet gebleken. Er zijn geen contra-indicaties voor een uitbreiding van het contact.
5.5
Het hof is verder van oordeel dat de contactregeling voor [de minderjarige] zo overzichtelijk mogelijk moet zijn. Het is in zijn belang dat er rust, duidelijkheid en structuur is ten aanzien van de regeling. Het hof is van oordeel dat dit het meest aan de orde is, wanneer hij de ene week bij [verzoekster] en de andere week bij [verweerster] verblijft.
5.6
Het hof is echter ook van oordeel dat, zoals de raad ter zitting heeft geadviseerd, de overgang van de huidige regeling naar een co-ouderschap van het ene op het andere moment een te grote stap zou zijn.
Het hof zal daarom voor de komende periode een opbouwregeling vaststellen, aansluiteind op de regeling die nu wordt uitgevoerd.
5.7
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en de contactregeling als volgt zal wijzigen:
- in de maanden maart, april en mei 2022 verblijft [de minderjarige] eens in de twee weken van donderdag na school (of vanaf de ochtend als hij een vrije dag heeft) tot zondag 18:00 bij [verzoekster] en in de andere week verblijft hij van donderdag na school (of vanaf de ochtend als hij een vrije dag heeft) tot vrijdag voor school bij [verzoekster] ;
- in de maanden juni, juli en augustus 2022 verblijft [de minderjarige] eens in de twee weken van woensdag na school (of vanaf de ochtend als hij een vrije dag heeft) tot zondag 18:00 bij [verzoekster] en in de andere week verblijft hij van woensdag na school (of vanaf de ochtend als hij een vrije dag heeft) tot vrijdag voor school bij [verzoekster] ;
- vanaf het schooljaar 2022/2023 verblijft [de minderjarige] de ene week bij [verzoekster] en de andere week bij [verweerster] , waarbij het wisselmoment maandagochtend zal zijn.
5.8
Het hof merkt op dat de vakantieregeling, zoals partijen deze in onderling overleg hebben afgesproken, voorgaat op het voornoemde reguliere contact. Nu [verzoekster] het verzoek om de verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen, ter zitting heeft ingetrokken, zal dit verzoek worden afgewezen.
5.9
Het hof zal, anders dan door [verweerster] verzocht, de proceskosten compenseren nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het tijdens die relatie geboren kind betreft.
5.1
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
6.1
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland (Zutphen) van 1 juli 2021 en opnieuw beschikkende:
6.2
wijzigt de contactregeling in die zin dat:
- in de maanden maart, april en mei 2022 [de minderjarige] eens in de twee weken van donderdag na school (of vanaf de ochtend als hij een vrije dag heeft) tot zondag 18:00 bij [verzoekster] verblijft en in de andere week van donderdag na school (of vanaf de ochtend als hij een vrije dag heeft) tot vrijdag voor school ;
- in de maanden juni, juli en augustus 2022 [de minderjarige] eens in de twee weken van woensdag na school (of vanaf de ochtend als hij een vrije dag heeft) tot zondag 18:00 bij [verzoekster] verblijft en in de andere week van woensdag na school (of vanaf de ochtend als hij een vrije dag heeft) tot vrijdag voor school ; en
- vanaf het schooljaar 2022/2023 verblijft [de minderjarige] de ene week bij [verzoekster] en de andere week bij [verweerster] , waarbij het wisselmoment maandagochtend zal zijn.
6.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
compenseert de kosten van het geding beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J.M. van de Voort, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en E. de Boer, bijgestaan door de griffier en is op 10 maart 2022 uitgesproken door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.