ECLI:NL:GHARL:2022:2153

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
21/00134
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardevaststelling van een woning onder de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 280.000 per waardepeildatum 1 januari 2018, wat door belanghebbende als te laag werd betwist. Belanghebbende stelde een waarde van € 325.000 voor. Tijdens de zitting op 9 februari 2022 zijn beide partijen gehoord, waarbij belanghebbende zijn grieven beperkte tot de onderhoudstoestand en voorzieningen van de woning. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde, onderbouwd door een taxatiematrix en verkoopdocumentatie van vergelijkbare woningen. Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning niet te laag was vastgesteld en wees het hoger beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten, en werd het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 21/00134
uitspraakdatum: 22 maart 2022
Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 december 2020, nummer UTR 19/3940, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 35 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op 1 januari 2019, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 280.000. Tegelijk met deze beschikking is voor het jaar 2019 de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [de taxateur1] , taxateur.

2.Vaststaande feiten

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in de wijk [de wijk] gelegen jaren ’30 tussenwoning (bouwjaar 1938) met dakkapel en aanbouw (gerealiseerd in 2018). De woonoppervlakte bedraagt 97 m2. De woning is gelegen op een perceel met een oppervlakte van 146 m2.

3.Geschil

3.1.
In hoger beroep is in geschil of de waarde van de woning per de waardepeildatum te laag is vastgesteld.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en bepleit een waarde van € 325.000. De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag ontkennend.
3.3.
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende zijn algemeen geformuleerde grieven in zijn hogerberoepschrift en het nadere stuk, alsook zijn beroep op betalingsonmacht, uitdrukkelijk en ondubbelzinnig laten varen en het geschil beperkt tot de navolgende punten met betrekking tot de waarde van de woning, te weten:
  • de onderhoudstoestand van de woning: voldoende (heffingsambtenaar) of goed (belanghebbende);
  • de voorzieningen van de woning: voldoende (heffingsambtenaar) of goed (belanghebbende).

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn besteed (vgl. TK, vergaderjaar 1992-1993, 22885, nr. 3, blz. 44, en HR 8 augustus 2003, nr. 38.085, ECLI:NL:HR:2003:AI0924).
4.2.
In hoger beroep bepleit belanghebbende voor de woning een hogere waarde. In dat geval rust op de heffingsambtenaar de last feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te laag is.
4.3.
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde wijst de heffingsambtenaar op de in beroep overgelegde taxatiematrix van 8 april 2020, opgesteld door [de taxateur2] , taxateur. Hierin is de waarde van de woning op € 280.000 getaxeerd aan de hand van verkoopcijfers van vier eveneens in de wijk [de wijk] gelegen jaren ’30 tussenwoningen die omstreeks de waardepeildatum zijn verkocht. De woning en de vier vergelijkingsobjecten hebben verder de volgende kenmerken:
De woning
[adres2] 51
[adres2] 9
[adres2] 19
[adres2] 39
Woonopp. (ca)
97 m2
106 m2
89 m2
90 m2
93 m2
Bouwjaar (ca)
1938
1939
1938
1938
1938
Bouwkundige kwaliteit
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Staat onderhoud
Voldoende
Matig
Goed
Goed
Goed
Voorzieningenniveau
Voldoende
Matig
Goed
Goed
Goed
Kaveloppervlak
146 m2
158 m2
156 m2
197 m2
164 m2
Waarde per waardepeildatum
€ 280.000
Koopovereenkomst
10-2-2017
25-4-2017
7-6-2018
15-7-2018
Transactiesom
€ 276.500
€ 325.000
€ 375.000
€ 380.000
Gecorrigeerde transactiesom
€ 293.000
€ 342.000
€ 363.000
€ 364.500
Berging
€ 5.000
(10 m2)
€ 3.200
(8 m2)
€ 3.000
(6 m2)
€ 4.500
(9 m2)
€ 5.500
(11 m2)
Grond
€ 80.300
€ 85.140
€ 84.480
€ 98.010
€ 87.120
Woning
€ 194.700
€ 204.660
€ 254.520
€ 260.490
€ 271.880
Woningwaarde
per m2
€ 2.007
€ 1.931
€ 2.860
€ 2.894
€ 2.923
Aanbouwen en dakkapellen zijn in de woonoppervlakte meegenomen. Met de kwalificaties matig, voldoende en goed wordt bedoeld:
Goed
Op peil
Voldoende
Niet op peil, maar onderhoud zal niet op korte termijn noodzakelijk zijn
Matig
Onderhoud op korte termijn noodzakelijk
Bij zijn nadere stuk heeft de heffingsambtenaar in aanvulling op de taxatiematrix, en ter onderbouwing van de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau, (verkoop)documentatie betreffende de vier vergelijkingsobjecten overgelegd, zoals die is opgenomen in de applicatie iWOZ (Vastgoedrapport Woningen).
4.4.
Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar met de taxatiematrix, de (verkoop)documentatie betreffende de vergelijkingsobjecten en de daarop ter zitting van het Hof gegeven toelichting, aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning per de waardepeildatum niet te laag is vastgesteld. Gezien het soort object (jaren ’30 tussenwoning), de locatie (in de wijk [de wijk] ), het bouwjaar (omstreeks 1938), de woonoppervlakte (89 m2 tot 106 m2) en de bouwkundige kwaliteit (voldoende), zijn de vergelijkingsobjecten zeer goed vergelijkbaar met de woning om hieruit conclusies te kunnen trekken met betrekking tot de gezochte waarde. Bij de herleiding van de waarde van de woning uit de (gecorrigeerde) verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten, heeft de taxateur voldoende rekening gehouden met de onderlinge verschillen. Gelet op de overgelegde (verkoop)documentatie heeft de taxateur de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau van [adres2] 51 kunnen kwalificeren als matig (onderhoud op korte termijn noodzakelijk) en de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau van de overige vergelijkingsobjecten als goed (op peil). Voor de woning van belanghebbende kon de taxateur uitgaan van de kwalificatie voldoende (niet op peil, maar onderhoud niet op korte termijn noodzakelijk) voor de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat de woning in 2015/2016 in een niet al te beste staat verkeerde. De jaren erna is de woning ingrijpend verbouwd. Die verbouwing is, zo heeft de gemachtigde ter zitting desgevraagd verklaard, medio 2019 afgerond met de plaatsing een dakkapel aan de achterzijde van de woning. Op de toestanddatum 1 januari 2019 was die ingrijpende verbouwing dus nog gaande, zodat de taxateur de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau - anders dan de vergelijkingobjecten [adres2] 9, 19 en 39 - niet als goed (op peil) behoefde aan te merken. Dit verschil in staat van onderhoud en voorzieningenniveau komt voldoende tot uitdrukking in de lagere woningwaarde per m2 van de woning ten opzichte van die vergelijkingsobjecten. De taxatiematrix biedt daarmee voldoende steun aan de door de heffingsambtenaar verdedigde waarde.
4.5.
Voor het toekennen van een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding, aangezien die termijn niet is overschreden.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof:
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (V.F.R. Woeltjes)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 maart 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.