In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen door de man was verlaagd naar € 57,- per kind per maand. De vrouw verzocht het hof om de oorspronkelijke bijdrage van € 304,50 per kind per maand in stand te houden. De man, verweerder in hoger beroep, heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking, maar heeft geen incidenteel beroep ingesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw ontvankelijk is in haar hoger beroep, ook voor wat betreft de jongmeerderjarige, die tijdens de procedure meerderjarig werd. Het hof heeft geoordeeld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, aangezien de man in 2018 zijn baan als manager heeft verloren en nu als vrachtwagenchauffeur werkt, wat zijn inkomen aanzienlijk heeft verlaagd. De behoefte van de kinderen is vastgesteld op € 1.127,- per maand, terwijl de gezamenlijke draagkracht van de ouders onvoldoende is om in deze behoefte te voorzien.
Het hof heeft de werkelijke woonlasten van de man in aanmerking genomen, die lager zijn dan de forfaitaire woonlasten. Uiteindelijk heeft het hof de bijdrage in de kinderalimentatie gewijzigd naar € 228,- per kind per maand, met ingang van 25 januari 2021. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.