Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de kinderrechter te vernietigen, die op 25 juni 2021 had bepaald dat [de minderjarige] onder toezicht zou worden gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden Nederland (GI). De vader, verweerder in hoger beroep, en de raad voor de kinderbescherming hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder.
De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de rechtbank Midden-Nederland, waar de kinderrechter de ondertoezichtstelling had uitgesproken. De moeder was van mening dat de ondertoezichtstelling onterecht was en dat zij in haar ouderlijke verantwoordelijkheden werd belemmerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 maart 2022 werd duidelijk dat de moeder niet meewerkte aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling, wat zorgwekkend was voor de ontwikkeling van [de minderjarige].
Het hof heeft vastgesteld dat de bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] nog steeds aanwezig zijn en dat de moeder's wantrouwende houding ten opzichte van de betrokken instellingen en haar eigen advocaat een belemmering vormt voor de noodzakelijke zorg en begeleiding. Het hof heeft de gronden voor de ondertoezichtstelling bevestigd en de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, met de opmerking dat de GI alle beschikbare middelen moet inzetten om de situatie te verbeteren.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de betrokken instanties in het belang van de minderjarige. Het hof heeft de beschikking uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.