ECLI:NL:GHARL:2022:2651

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
200.300.386
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en verzoek om deskundigenonderzoek in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Gelderland van 19 juli 2021 te vernietigen, waarin het gezamenlijk gezag was beëindigd en de moeder alleen met het gezag over de kinderen was belast. De moeder, verweerster in hoger beroep, verzocht het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep of het hoger beroep af te wijzen.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders al jarenlang ernstige communicatieproblemen hebben, waardoor zij niet in staat zijn om samen belangrijke beslissingen over de kinderen te nemen. De kinderen, die onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland, hebben behoefte aan een stabiele en ononderbroken hulpverlening. Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk was om het gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag van de moeder. De vader had ook verzocht om een deskundigenonderzoek, maar het hof wees dit verzoek af, omdat het niet relevant was voor de beslissing in deze zaak.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.386
(zaaknummer rechtbank Gelderland 387828)
beschikking van 5 april 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.T.M. Sengers te Rotterdam,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. van de Gevel te Doetinchem.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland van 19 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 september 2021;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. J.T.M. Sengers van 10 februari 2022.
2.2
Op 7 maart 2022 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verschenen, die buiten aanwezigheid van de betrokkenen door een raadsheer van het hof zijn gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 8 maart 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- twee vertegenwoordigers van de GI,
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 te [plaats1] ,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2009 te [woonplaats1] , en
over wie de moeder alleen het ouderlijk gezag uitoefent.
3.2
De kinderen staat onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van de kinderrechter van 7 oktober 2021 verlengd tot 21 juli 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en bepaald dat de moeder alleen met het gezag over de kinderen zal zijn belast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primairde bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten alsnog af te wijzen, dan wel
subsidiairop grond van artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een NIFP-onderzoek te gelasten naar de in het beroepschrift opgenomen onderzoeksvragen en de zaak aan de houden in afwachting van de onderzoeksresultaten.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, dan wel het hoger beroep af te wijzen, met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat wijziging van het gezag in eenhoofdig gezag van de moeder in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
Het hof overweegt daartoe volgende.
5.3
Vanwege hun forse communicatieproblemen lukt het de ouders al jarenlang niet om samen belangrijke beslissingen over de kinderen te nemen. De kinderen hebben allebei te maken met een complexe problematiek en zijn goed in staat gebleken aan te geven wanneer zij hulp nodig hebben. Van belang is dat de benodigde hulpverlening op die momenten zonder vertraging kan worden ingezet. In het verleden is echter duidelijk geworden dat de ouders in dat opzicht niet op een lijn zitten en de vader telkens de discussie aangaat en niet, dan wel onvoldoende meewerkt aan de noodzakelijke behandeling ten behoeve van de kinderen. Ondanks langdurige hulpverlening is de communicatie tussen de ouders niet verbeterd.
Sinds de moeder als gevolg van de bestreden beschikking met het eenhoofdig gezag is belast kan hulpverlening voor de kinderen onvertraagd worden ingezet, aldus de GI. Zowel de kinderen als de moeder hebben aangegeven hierdoor meer rust te ervaren. Tijdens de zitting heeft de GI bovendien laten weten te kunnen gaan toewerken naar een einde van de ondertoezichtstelling nu de moeder het eenhoofdig gezag heeft, hetgeen het hof in het belang van de kinderen acht.
Deskundigen onderzoek
5.4
Artikel 810a lid 2 Rv bepaalt dat in zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, de rechter op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige benoemt, mits dat mede tot beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
5.5
Het tweede lid regelt het recht op een contra-expertise in zaken waarin een maatregel van kinderbescherming wordt getroffen. Daarmee wordt voor de verweerder tegenover de overheidsinstantie recht gedaan aan het beginsel van ‘equality of arms’. Nu sprake is van een geschil tussen ouders onderling is het hof van oordeel dat het tweede lid niet van toepassing is.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en het verzoek van de vader om een NIFP-onderzoek te gelasten afwijzen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 19 juli 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen:
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, M.H.H.A Moes en R. Feunekes, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 5 april 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.