ECLI:NL:GHARL:2022:2993

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
200.284.455
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de regeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders na een scheiding. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de vader, verzoeker in het incidenteel hoger beroep, zijn betrokken bij een geschil over de zorgregeling voor hun minderjarige kind. De zaak is voortgekomen uit eerdere beschikkingen van de rechtbank, waarbij de moeder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep met betrekking tot de benoeming van een deskundige. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarin werd bepaald dat de moeder ervoor moet zorgen dat het kind per direct naar school gaat, en heeft verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor inschrijving op een Duitse school en voor psychotherapie afgewezen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2022 is het belang van contact tussen de vader en het kind benadrukt, waarbij de raad voor de kinderbescherming aanwezig was. Het hof heeft overwogen dat het contactverbod dat eerder door de rechtbank was opgelegd, niet in de weg mag staan aan de stappen die nodig zijn voor contactherstel. De rechtbank had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld, maar het hof concludeert dat de vader geen belang meer heeft bij opheffing van het contactverbod, omdat de rechtbank al een lijn heeft uitgezet voor contactherstel. De verzoeken van de vader zijn dan ook afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.284.455
(zaaknummer rechtbank Overijssel 245021)
beschikking van 19 april 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] , Duitsland,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. ter Brake te Enschede,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.L. van Dijk te Enschede (voorheen mr. T. Hermans te Enschede).

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Voor het verloop van het geding tot 1 april 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum. In de beschikking van 27 mei 2021 is de beschikking van 1 april 2021 verbeterd.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een journaalbericht van mr. Van Dijk van 30 maart 2021 met productie;
  • een journaalbericht van mr. Van Dijk van 19 mei 2021 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Ter Brake van 18 juni 2021;
  • een brief van de raad voor de kinderbescherming van 13 juli 2021;
  • een journaalbericht van mr. Van Dijk van 9 augustus 2021 met producties;
  • een brief van de raad voor de kinderbescherming van 6 december 2021;
  • een rapport van de raad voor de kinderbescherming van 1 maart 2022;
  • een journaalbericht van mr. Van Dijk van 10 maart 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Ter Brake van 11 maart 2022 met producties;
  • een e-mailbericht van mr. Ter Brake van 22 maart 2022 met productie;
  • een journaalbericht van mr. Van Dijk van 22 maart 2022 met producties, en
  • een journaalbericht van mr. Ter Brake van 22 maart 2022 met begeleidende brief.
1.3.
Op 22 maart 2022 is de mondelinge behandeling voortgezet. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een vertegenwoordigster verschenen.

2.De motivering van de beslissing

2.1.
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 1 april 2021, verbeterd bij beschikking van 27 mei 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2.
In die beschikking heeft het hof:
in het principaal hoger beroep:
  • de moeder niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit de benoeming van de deskundige betreft;
  • de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover daarin:
  • is bepaald dat de moeder ervoor moet zorgdragen dat [de minderjarige1] per direct weer naar de [de school] in [woonplaats2] gaat, op straffe van een dwangsom;
  • het verzoek van de moeder om vervangende om vervangende toestemming om [de minderjarige1] per direct in te schrijven op de school in Duitsland, wordt afgewezen;
  • het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor de behandeling bij psychotherapeute [naam1] en eventuele benodigde aanvullende of vervolgbehandelingen, wordt afgewezen;
  • de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • het meer of anders verzochte afgewezen, en
in het incidenteel hoger beroep:een raadsonderzoek gelast.
2.3.
In de beschikking van 16 juli 2020 heeft de rechtbank tijdelijk het contact tussen de vader en [de minderjarige1] verboden, totdat de rechtbank nader beslist. In de beschikking van 21 maart 2022 heeft de rechtbank vervolgens de beschikking van 16 juli 2020 gewijzigd en als voorlopige zorg- en contactregeling vastgesteld dat over tien maanden een eerste vorm van begeleid contact tussen de vader en [de minderjarige1] heeft plaatsgevonden, waarbij de regie voor de uitvoering wordt overgelaten aan Jugendamt [woonplaats1] .
2.4.
Aan het hof ligt nog het verzoek van de vader voor om het tijdelijke contactverbod op te heffen en een zorgregeling vast te stellen, waarbij [de minderjarige1] de ene week bij de moeder verblijft en de andere week bij de vader en de helft van de vakanties en feestdagen.
2.5.
Hoewel de rechtbank in de beschikking van 21 maart 2022 een voorlopige zorgregeling heeft vastgelegd, meent de vader nog belang te hebben bij opheffing van het tijdelijke contactverbod. Volgens de vader heeft het contactverbod namelijk ook tot gevolg dat hij geen kaartjes aan [de minderjarige1] mag sturen. Daarnaast gebruikt de moeder het contactverbod bij verschillende Duitse instanties om hem alle informatie over [de minderjarige1] te onthouden. De rechtbank heeft hierover niets opgenomen in de beschikking van 21 maart 2022. De vader vreest dat de moeder het contactverbod aldus alsnog en ten onrechte tegen hem zal gebruiken.
2.6.
De moeder heeft verweer gevoerd en meent dat de beschikking van 21 maart 2022 de eerdere beslissing over het contactverbod heeft ‘ingehaald’, waardoor de vader geen belang meer heeft bij een beslissing. De moeder vreest overigens dat expliciete opheffing van het contactverbod ertoe zal leiden dat de vader contact zal zoeken met [de minderjarige1] , hetgeen niet in haar belang is.
2.7.
De raad heeft tijdens de zitting in hoger beroep het belang van contact tussen de vader en [de minderjarige1] benadrukt. Daarvoor is noodzakelijk dat Jugendamt verbinding legt tussen de vader en [de minderjarige1] . Het contactverbod mag niet in de weg staan aan de stappen die in dat kader genomen moeten worden. Indien contact niet van de grond komt, wordt een neutrale plaatsing overwogen. Vanwege het internationale karakter van deze zaak is dat ingewikkeld. Duitsland kent geen ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing, maar enkel een voogdijmaatregel. De Nederlandse en Duitse kinderbescherming zullen hierin samenwerken en kijken naar wat nodig is. Gelet op alles wat er speelt is een gedeelde zorgregeling op dit moment niet mogelijk.
2.8.
Het hof overweegt als volgt.
De rechtbank heeft in haar beschikking van 21 maart 2022 de eerdere beslissing van 16 juli 2020 gewijzigd en een voorlopige zorgregeling vastgesteld. Daarmee is het contactverbod uit die eerdere beschikking vervallen.
Het is nu aan Jugendamt om te bepalen wanneer en in welke vorm er contact kan zijn tussen de vader en [de minderjarige1] , waarbij de draagkracht van [de minderjarige1] het tempo bepaalt. Het Jugendamt is vrij om alle stappen te zetten die nodig zijn om tot een contactherstel te komen. Als daarvoor nodig is dat de vader een kaartje stuurt naar [de minderjarige1] , staat daaraan niets in de weg. Daartegenover staat dat de vader niet buiten de aanwijzingen van Jugendamt om contact zal zoeken met [de minderjarige1] . Hij heeft ter zitting toegezegd dat hij zich naar die aanwijzingen zal richten.
2.9.
Gelet op het voorgaande heeft de vader geen belang meer bij zijn verzoek om het contactverbod op te heffen. Ook ziet het hof geen aanleiding een ruimere zorgregeling vast te stellen dan de rechtbank heeft gedaan. De rechtbank heeft een lijn uitgezet om tot contactherstel te komen en het is niet in het belang van [de minderjarige1] om deze te doorkruisen. De grief van de vader faalt dan ook.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in het incidenteel hoger beroep:
wijst de verzoeken van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, R. Feunekes en E. de Boer, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 19 april 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.