Uitspraak
[appellant],
Univé,
1.De procedure bij de rechtbank
2 februari 2021 en 28 juli 2021 die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.
2.De procedure bij het hof
3.Waar gaat het in deze zaak om?
4.4. De relevante feiten
“
Artikel 2 Wanneer betalenwij?Alsudoor een ongeluk metuw motorrijtuig:- schade aan uw spullen krijgt. Dit geldt als ze in of opuw motorrijtuigliggen (…).- gewond raakt(…)Wanneer betalenwijniet?(…)-u fraudeert.(…)
In de op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke algemene voorwaarden is onder meer bepaald:
4.1.4 U pleegt fraudeWijvergoeden
geenschade
als ufraudeer
t. Heeft ugefraudeerd
met schade en hebben wij deze schade vergoed? Dan moet u deze aan ons terugbetalen(…)4.1.5 OpzetWij vergoeden
geenschade
:
Reed rechtdoor zag voertuig B telaat de weg op komen zonder richting”. [naam1] heeft in dat vakje vermeld: “
expres aangereden gaf expres gas”. Op de achterzijde van zijn eigen formulier heeft [appellant] de vraag naar wie er aansprakelijk is als volgt beantwoord: ”
tegenpartij omdat, ik rechtdoor mijn weg vervolgde en de tegenpartij zonder richting uit een parkeervak op me afreed en ik hem helaas te laat had opgemerkt, doordat hij waarschijnlijk iets te vlot uit het parkeervak reed.”
[naam1] heeft geantwoord: “
tegenpartij is mede aansprakelijk. Heeft op het moment van aanrijding express gas gegeven reed zeker geen 30 Dit kunt u verifieren bij de getuigen en er was ook eerdere schade op de rijleswagen.”
Volgens [appellant] reed hij 30 en [naam1] 18 km per uur ten tijde van de aanrijding. [naam1] meent dat hij 10 km per uur reed.
5.5. De bespreking van de standpunten van partijenWat houdt de vordering van [appellant] in en wat is nodig om die toe te wijzen?5.1 Uit de correspondentie tussen de belangenbehartiger van [appellant] en Univé volgt dat Univé de claim van [appellant] niet in behandeling nam omdat [appellant] het ongeval volgens Univé opzettelijk had veroorzaakt. Uit het feit dat Univé de schade niet in behandeling nam, volgt dat zij de claim van [appellant] niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Aan zo’n inhoudelijke beoordeling kwam Univé immers niet toe. Univé nam dan ook geen standpunt in over de vraag of [appellant] schade had geleden die onder de dekking van de verzekering viel, in dit geval of [appellant] ‘gewond’ was geraakt bij het ongeval (vgl. artikel 2 van het Reglment SVI) en daardoor letselschade had opgelopen. Zij heeft daar ook geen onderzoek naar gedaan en daarover bijvoorbeeld ook geen (medische) informatie opgevraagd.
“
In onderhavige procedure is echter geen schadevergoeding gevorderd. (…)Of [appellant] schade heeft geleden – en in welke omvang – zal nadat de schaderegeling ter hand is genomen moeten worden beoordeeld. Tijdens de schaderegeling dient [appellant] te onderbouwen dat hij schade heeft geleden. (…)[appellant] heeft de indruk dat de rechtbank ervan uit is gegaan dat [appellant] in de bodemprocedure een vordering tot vergoeding van schade heeft gevorderd. Dat is niet het geval. [appellant] heeft slechts (impliciet) gevorderd dat de schaderegeling ter hand wordt genomen zodat het letsel en de schade in kaart kan worden gebracht en de door hem geleden schade kan worden vergoed.”
Het hof leidt daaruit af dat het tweede deel van de vordering van [appellant] zo gelezen moet worden dat voor recht wordt verklaard dat indien [appellant] schade heeft geleden die onder de dekking van de SVI valt Univé die schade moet vergoeden.
“
Ik zag dat de bestuurder van een Mercedes C-klasse, een leswagen met “L”, vanuit stilstand zijn vaart vermeerderde en ik weet zeker dat hij dat expres deed.”
- dat [appellant] niet ‘gewond’ is - slaagt. Het hof zal dit verweer daarom ook bespreken.
Op 1 juli 2016 heeft zijn huisarts genoteerd dat [appellant] sinds een auto-ongeval last heeft van stijve spieren, hoofdpijn en duizeligheid en dat sprake is van myalgene nekklachten.
Uit informatie van zijn fysiotherapeut volgt dat [appellant] vanaf 17 augustus 2016 tot 27 januari 2017 in behandeling is geweest vanwege aanhoudende pijnklachten aan nek en rechterarm. De pijnklachten zijn ontstaan nadat [appellant] “4 weken geleden” vanaf de linkerkant is aangereden door een andere auto. Vanaf 6 september 2017 is [appellant] , blijkt uit een brief van een psycholoog, bij die psycholoog onder behandeling in verband met klachten van somberheid, piekeren en stress die zijn ontstaan na een auto-ongeval dat anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden. In de brief schrijft de psycholoog ook dat [appellant] sinds het ongeluk en de stress hierover last heeft “van zijn nek, schouders, hart en hoge bloeddruk”.
Hoewel de tijdsaanduidingen van het ongeval met [naam1] in de brieven van de fysiotherapeut en de psycholoog niet helemaal accuraat zijn, vindt het hof het voorshands toch aannemelijk dat zij op dit ongeluk betrekking hebben. De omschrijving van het ongeluk en de omstandigheden rond het ongeluk in deze brieven komt overeen met wat vaststaat over het ongeluk met [naam1] en het is niet aannemelijk geworden dat [appellant] in dezelfde periode betrokken is geweest bij een ander ongeval.
6.6. De beslissing
10 mei 2022waarna dag en uur van het verhoor (ook indien genoemde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;