ECLI:NL:GHARL:2022:3288

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
200.296.397/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de toelaatbaarheid van een zonnescherm boven de loggia van een appartement en de gevolgen van het niet verkrijgen van toestemming van de Vereniging van Eigenaars

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de appellanten, eigenaren van een appartement, en de Vereniging van Eigenaars (VvE) van het gebouw waarin zij wonen. De VvE heeft de appellanten verplicht om een zonnescherm dat zij zonder toestemming hebben geplaatst, te verwijderen. De appellanten stellen dat de VvE in het verleden al toestemming heeft gegeven voor het aanbrengen van het zonnescherm, maar het hof oordeelt dat de bewijslast hiervoor bij de appellanten ligt. Het hof komt tot de conclusie dat er geen bewijs is dat de VvE eerder toestemming heeft verleend. De VvE heeft op basis van de splitsingsakte het recht om toestemming te verlenen voor het aanbrengen van zonwering aan de buitengevels van het pand. De appellanten hebben de regels overtreden door het zonnescherm te plaatsen zonder deze toestemming. De VvE heeft hen daarom terecht een boete opgelegd en het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter om de vorderingen van de VvE toe te wijzen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellanten in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.296.397/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8853695)
arrest van 26 april 2022
in de zaak van

1.[appellant]

hierna:
[appellant],
2. [appellante] ,
beiden wonende te [woonplaats1] ,
appellanten,
bij de rechtbank: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. K. Kroon, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen
Vereniging van Eigenaars Gebouw Ceintuurbaan te Deventer,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
de VvE,
advocaat: mr. E. van Riet, die kantoor houdt te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 23 september 2020 van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, en van 1 december 2020 en 16 februari 2021 die de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft gewezen.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 6 mei 2021 gericht tegen het eindvonnis;
- de memorie van grieven (met producties) van 17 augustus 2021;
- de memorie van antwoord van 26 oktober 2021;
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 15 maart 2022 overgelegde nadere stukken van beide partijen;
- de mondelinge behandeling van 15 maart 2022, waarvan een verslag (proces-verbaal) is opgemaakt. Deze mondelinge behandeling is gecombineerd met de mondelinge behandeling in de parallelle verzoekschriftprocedure (zaaknummer 200.294.462). De bijlagen in die procedure ingediend gelden ook als bijlagen in deze procedure (en vice-versa). Beide partijen hebben bij de mondelinge behandeling gebruik gemaakt van spreekaantekeningen.
2.2
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op bovengenoemde stukken en heeft het hof een datum voor arrest bepaald.

3.Waar gaat deze procedure over?

Partijen hebben een geschil over de toelaatbaarheid van een zonnescherm boven de loggia van het appartement van [appellanten] c.s. De VvE wil daarvoor geen toestemming geven omdat dit zonnescherm afbreuk doet aan het aanzicht van de voorgevel en monumentale hoofdingang van het complex. Deze procedure gaat over de vraag of de VvE [appellanten] c.s. terecht heeft verplicht om het zonnescherm weg te halen en [appellanten] c.s. terecht een boete heeft opgelegd toen zij weigerden om daaraan gevolg te geven. De parallelle verzoekschriftprocedure gaat over de vervangende toestemming om het zonnescherm alsnog te mogen plaatsen. Het hof is het met de kantonrechter eens dat de VvE de verwijdering van het zonnescherm kon vorderen en ook aanspraak heeft op betaling van de opgelegde boete.
Het hof zal die beslissing hierna uitleggen.

4.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten
4.1
De VvE is opgericht bij de akte van splitsing van het gebouw van de voormalige handelsschool te Deventer uit 1921. Het gebouw is een rijksmonument.
Foto 1 De voormalige handelsschool met in het midden het gewraakte zonnescherm
4.2
[appellanten] c.s. zijn sinds 2016 eigenaar van het appartement met de appartementsindex [nummer1] . Dit betreft het appartement op de eerste etage, gelegen boven de monumentale hoofdingang. Dit appartement beschikt over een loggia. Daarvoor zijn, bij de verbouw van het schoolgebouw, uit de ronde raamboog boven de entree enige ramen verwijderd. Deze loggia is de buitenruimte van het appartement van [appellanten] c.s.
Foto 2 De loggia zonder zonnescherm
4.3
Bij de andere appartementen op de eerste etage zijn bij de verbouw uitkragende balkons aangebracht als buitenruimte.
4.4
De buitengevels van het gebouw zijn gemeenschappelijk eigendom. Dit is geregeld in artikel 9 van de akte van splitsing. Op grond van de akte van splitsing heeft de appartementseigenaar toestemming nodig van de vergadering van eigenaars voor het aanbrengen van zonwering aan de buitengevels van het pand.
4.5
Artikel 29 van de akte van splitsing luidt, voor zover van belang, als volgt:
“1. Bij overtreding of niet-nakoming van een der bepalingen van de wet, van het reglement of van het eventuele huishoudelijk reglement, hetzij door een eigenaar, hetzij door een gebruiker, zal het bestuur de betrokkene een schriftelijke waarschuwing doen toekomen per aangetekende brief en hem wijzen op de overtreding of niet-nakoming.
2. Indien de betrokkene binnen een maand geen gevolg geeft aan de waarschuwing kan het bestuur hem een boete opleggen van ten hoogste een bedrag dat door de vergadering voor zodanige overtredingen of niet-nakoming is bepaald voor elke overtreding of niet-nakoming, (...)
3. De te verbeuren boeten komen ten bate van de vereniging.”
4.6
Volgens de notulen van de vergadering van eigenaars van 5 april 2000 is toen gesproken over een nieuw plan voor zonweringen, nadat een eerder plan was afgewezen door Monumentenzorg. Daarbij heeft de voorzitter van de VvE aangegeven dat er geen verplichting tot aanschaf is, maar wel een verplichting om bij aanschaf van zonwering zich aan het plan te houden.
4.7
Op 26 mei 2000 heeft de gemeente Deventer vergunning verleend voor het aanbrengen van zonneschermen op de eerste etage. In de vergunning staat onder meer:
“Aan de verlening van deze vergunning worden de volgende voorschriften verbonden (…)
• op de eerste verdieping (voorgevel) cassetteschermen HAROL CA 430 in zes systemen per drie ramen, uitgezonderd de loggia;
• voor de zonwering in de loggia op de eerste verdieping dient een nadere tekening te worden ingediend bij de afdeling Volkshuisvesting en Monumentenzorg, deze zonwering mag niet buiten de gevel uitsteken.”
4.8
[appellanten] c.s. hebben in april 2017 een vergunning voor de plaatsing van een uitvalzonnescherm aangevraagd, te plaatsen in de nis boven de raamboog (te zien bovenaan op foto 2), in dezelfde kleurstelling als de overige zonneschermen. De gemeente Deventer heeft deze vergunning, na raadpleging van de Planadviesraad Monumenten en Beschermd Stadsgezicht, verleend op 13 juni 2017.
4.9
[appellanten] c.s. hebben in de vergadering van eigenaars verzocht toestemming te verlenen voor de plaatsing van dit uitvalzonnescherm. Dit verzoek is in de vergadering van 3 april 2018 met meerderheid van stemmen afgewezen. Dit besluit is door [appellanten] c.s. niet aangevochten.
4.1
De VvE heeft bij brief van 2 juli 2019 [appellanten] c.s. erop gewezen dat het hen niet is toegestaan om het zonnescherm te plaatsen.
4.11
In oktober 2019 hebben [appellanten] c.s. toch het uitvalscherm geplaatst.
4.12
Op 6 januari 2020 heeft de vergadering van eigenaars besloten aan [appellanten] c.s. een boete op te leggen van € 250,- per dag met een maximum van € 2.000,-. indien zij het zonnescherm niet weghalen. De VvE heeft [appellanten] c.s. op 9 maart 2020 gesommeerd het zonnescherm uiterlijk 9 april 2020 weer weg te halen op straffe van verbeurte van een boete van € 250,- per dag met een maximum van € 2.000,-. [appellanten] c.s. hebben hieraan geen gevolg gegeven.
4.13
Het zonnescherm is na de uitspraak van de kantonrechter verwijderd.

5.De beslissing van de kantonrechter

5.1
De VvE heeft in eerste aanleg, kort samengevat, gevorderd dat [appellanten] c.s. worden veroordeeld tot verwijdering van het zonnescherm op straffe van verbeurte van een dwangsom en tot betaling van de inmiddels verbeurde boete.
5.2
De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen. In de parallelle procedure heeft de kantonrechter geweigerd om een vervangende machtiging te geven voor plaatsing van het zonnescherm.

6.De beoordeling van de grieven en de vordering

6.1
[appellanten] c.s. vorderen in hoger beroep de vernietiging van het eindvonnis, en het alsnog afwijzen van de vorderingen van de VvE. Zij hebben vier bezwaren (grieven) tegen het vonnis geformuleerd. De eerste grief betreft de vaststelling van de feiten. Het hof heeft hiervoor de feiten zelf vastgesteld waarmee de grief geen verdere behandeling behoeft. De twee volgende grieven betreffen de centrale stelling in dit hoger beroep, namelijk of de VvE in het verleden eerder al wel toestemming had verleend voor het zonnescherm. De vierde grief heeft betrekking op de boete en dwangsom.
Het hof zal de grieven onderwerpsgewijs bespreken.
Geen eerdere toestemming van de VvE
6.2
De centrale stelling in dit hoger beroep van [appellanten] c.s. is dat de VvE in 2000 al toestemming had verleend voor het aanbrengen van een uitvalzonnescherm boven de loggia, dat deze toestemming nooit is ingetrokken en dat de VvE daarom in 2020 niet meer tegen de plaatsing van het zonnescherm mocht optreden.
6.3
Het hof stelt voorop dat uit artikel 9 van de splitsingsakte volgt dat de appartementseigenaar de toestemming van de VvE nodig heeft om een zonnescherm aan te brengen. De bewijslast dat de VvE aan de toenmalige eigenaars van appartement 10 in het verleden toestemming heeft verleend voor het aanbrengen van een uitvalzonnescherm, berust overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv bij [appellanten] c.s. aangezien zij zich op deze toestemming beroepen.
6.4
[appellanten] c.s. stellen dat deze toestemming is verleend bij de aanvraag van een vergunning voor zonneschermen in 2000. Vast staat tussen partijen dat er geen notulen van een vergadering uit die tijd zijn waarin is opgenomen dat de eigenaren van appartement 10 een uitvalzonnescherm mogen aanbrengen.
6.5
De stelling van [appellanten] c.s. komt erop neer dat uit de vergunningaanvraag, die door de VvE is ingediend bij de gemeente Deventer, blijkt dat de VvE toen ook een vergunning voor een zonnescherm voor appartement 10 heeft aangevraagd wat impliceert dat zij deze toestemming heeft verleend.
6.6
Uit de vergunningsaanvraag, zoals die door de VvE bij de gemeente Deventer is ingediend op 17 april 2000 - waarvan [appellanten] c.s. een kopie van het archiefexemplaar van de gemeente in het geding hebben gebracht - blijkt echter niet dat voor appartement 10 om vergunning voor een uitvalzonnescherm is verzocht. Bij deze aanvraag hebben tekeningen en situatietekeningen gezeten (althans die hokjes zijn aangekruist) maar [appellanten] c.s. hebben geen van de gemeente Deventer ontvangen tekeningen in het geding gebracht. De VvE heeft in eerste aanleg wel tekeningen in het geding gebracht die volgens haar bij de vergunningaanvraag hoorden. De kantonrechter heeft al vastgesteld dat
op die tekeningen bij appartement 10 geen groen uitvalscherm is getekend, anders dan bij de andere appartementen op de eerste etage. Die vaststelling is in appel niet door [appellanten] c.s. bestreden.
6.7
De bouwvergunning zoals die door de gemeente op 26 mei 2000 is afgegeven, bevat de opmerking zoals die hiervoor onder 4.7 is geciteerd. Uit die bewoordingen kan niet worden afgeleid dat de gemeente waar het de loggia betreft is afgeweken van de aanvraag. Dit is ook te minder waarschijnlijk, nu wel vaststaat dat in de vergadering van de vereniging van eigenaars van 5 april 2000, dus kort voor de vergunningaanvraag, over de zonweringen is gesproken naar aanleiding van een plan. De uitgangspunten van dit plan zijn in het geding gebracht. Dit plan bevat voor de eerste etage, voor zover van belang, het volgende:
“2. De balkons (app 7,8,9,11,12,13) een uitvalscherm over de volle breedte…
3. De appartementen met één slaapkamerraam (app 7 en 13) een screen.
(…)
5. Appartement 10 met 1 slaapkamerraam en 1 keukenraam voor ieder raam een uitvalscherm
(…)
8. Het ramen van het inpandige balkon (app 10) screens o.i.d. in de kleur van het doek van de screens/uitvalschermen”.
6.8
Anders dan geldt voor de links en rechts van de loggia liggende enkele, trapeziumvormige ramen wordt bij het inpandige balkon (de loggia) in de uitgangspunten niet aangegeven dat deze van een uitvalscherm mag worden voorzien. Voor die beide andere ramen was wel een uitvalscherm voorzien, wat overigens nooit is aangebracht en waaraan [appellanten] c.s. ook nu geen behoefte zeggen te hebben. De uitleg van [appellant] dat ‘screens o.i.d’ impliceert dat ook bij de loggia een uitvalscherm mag worden aangebracht, volgt het hof niet. Daarvoor bieden de uitgangspunten, als geheel en in onderlinge samenhang gelezen, geen steun. Het in de uitgangspunten neergelegde beleid komt erop neer dat alleen bij de trapeziumvormige ramen op de eerste etage uitvalzonneschermen zijn toegestaan ‑ omdat daarvoor geen verticale zonweringen beschikbaar waren – en voor de andere ramen verticale zonneweringen, dan wel (op de tweede etage) zonneschermen gelijk aan de dakhelling.
6.9
Het hof verwerpt gelet op dit alles de stelling van [appellant] dat de VvE in 2000 al toestemming had gegeven voor het aanbrengen van een uitvalzonnescherm boven de loggia.
De boete is verbeurd en de kantonrechter mocht een dwangsom opleggen
6.1
[appellanten] c.s. hebben niet bestreden dat is voldaan aan de formele vereisten voor het opleggen van een boete, zoals die volgen uit artikel 29 van de akte van splitsing.
[appellanten] c.s. zijn het niet eens met het verwerpen van hun beroep op matiging van de boete.
6.11
De bevoegdheid van de rechter om een contractuele boete te matigen, moet met terughoudendheid worden toegepast; daarvoor is alleen plaats als de billijkheid dat klaarblijkelijk eist. Daarvan is in dit geval geen sprake. De hoogte van de boete is relatief beperkt – dat het bedrag als zodanig een probleem voor [appellanten] c.s. vormt is gesteld noch gebleken - en [appellanten] c.s. hebben de verschuldigdheid van de boete over zich heen geroepen door zich niets aan te trekken van de beslissingen van de vergadering van eigenaars en de waarschuwingen van de VvE. Van een dubbele bestraffing door ook een dwangsom op te leggen, is geen sprake. De dwangsom was bedoeld om [appellanten] c.s. te dwingen om de zonwering weg te halen, waar de boete voor hen een onvoldoende prikkel was gebleken om zich te houden aan het besluit van de VvE. De dwangsom heeft het beoogde resultaat gehad in die zin dat [appellanten] c.s. tot verwijdering van het uitvalzonnescherm zijn overgegaan.
6.12
De kantonrechter mocht de dwangsom ook opleggen omdat, zoals uit de beslissing in de parallelle verzoekschriftenprocedure volgt, [appellanten] c.s. terecht geen vervangende toestemming is verleend voor het alsnog aanbrengen van het zonnescherm.

7.De slotsom

De grieven falen en het vonnis zal worden bekrachtigd. Het hof passeert het verder niet toegelichte aanbod van [appellanten] c.s. om verder bewijs te leveren. Het hof zal [appellanten] c.s. als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure in hoger beroep veroordelen. Deze worden begroot op het van de VvE geheven griffierecht en op 1,5 punt naar tarief II van het liquidatietarief voor salaris advocaat, waarbij het hof voor de mondelinge behandeling 1 punt heeft gerekend, dat is verdeeld over beide procedures.

8.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Zwolle van 16 februari 2021;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 772,- voor verschotten en op € 1.671, - voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, J.E. Wichers en P.S. Bakker en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.