ECLI:NL:GHARL:2022:3361

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
200.307.902
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over het gebruik van de gezamenlijke woning na verbreking van de relatie tussen ex-samenwoners

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2022, gaat het om een geschil tussen ex-samenwoners over het gebruik van hun gezamenlijke woning na de beëindiging van hun relatie. De vrouw, die in eerste aanleg eiseres was, heeft verzocht om een onmiddellijke voorziening met betrekking tot het gebruik van de woning, waarin zij samen met de man en hun dochter hebben gewoond. De man, die de woning wil overnemen, heeft belang bij het gebruik van de woning omdat hij daar zijn werkkamer heeft en thuis werkt wanneer hij de zorg voor hun dochter heeft. De vrouw werkt niet thuis en heeft aangegeven de woning niet te willen overnemen.

Het hof heeft in zijn overwegingen artikel 3:168 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek als uitgangspunt genomen en heeft een belangenafweging gemaakt. Beide partijen hebben belang bij het gebruik van de woning, maar de man is in staat de lasten van de woning te dragen, terwijl de vrouw dat niet kan. Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van de man bij het gebruik van de woning zwaarder weegt dan dat van de vrouw, vooral omdat de situatie voor hun dochter in de woning ongewijzigd blijft. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De mondelinge uitspraak werd gedaan in het openbaar, conform artikel 30p Rv.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.307.902
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 532108)
proces-verbaal van uitspraak als bedoeld in artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 13 april 2022, waar zitting hadden mrs. J.U.M. van der Werff, voorzitter, J.H. Lieber en R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink, griffier,
in de zaak van:

[appellante] ,

wonende te [woonplaats1] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. H.E. Brokers-van Dijk,
tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in reconventie, eiser in conventie,
hierna: de man,
advocaat: mr. M. Gruiters.
Verschenen zijn:
- de vrouw in persoon, bijgestaan door mr. Brokers-van Dijk, en
- de man in persoon, bijgestaan door mr. Gruiters
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de zitting geschorst voor overleg in raadkamer. Vervolgens heeft het hof de zaak doen uitroepen voor uitspraak en heeft het hof op de voet van artikel 30p Rv in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.
Partijen hebben met hun dochter [de minderjarige] (9) samengewoond in de woning [adres] te [woonplaats1] , waarvan zij samen eigenaar zijn. Door de verbreking van de relatie is het niet meer mogelijk samen in de woning te wonen.
De vrouw heeft belang bij een onmiddellijke voorziening bij voorraad over het gebruik van de woning. Het hof zal voor zijn oordeel als uitgangspunt artikel 3:168 lid 2 BW nemen en een regeling over het gebruik treffen en daarbij naar billijkheid rekening houden met belangen van partijen en het algemeen belang.
Zowel de man als de vrouw hebben belang bij het uitsluitend gebruik van de woning. Geen van hen beschikt over andere eigen woonruimte.
De man heeft daarnaast belang bij de woning omdat hij daar zijn werkkamer heeft en, als hij de zorg voor [de minderjarige] heeft, thuis werkt. De vrouw werkt niet thuis.
De man wil de woning overnemen en is bezig te onderzoeken of dat voor hem financieel mogelijk is. De vrouw wil de woning niet overnemen.
Tussen partijen staat vast dat degene die het gebruik van de woning heeft alle lasten (hypotheekrente, eigenaarslasten en gebruikerslasten) van de woning draagt. De man is in staat deze lasten te dragen; de vrouw niet. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat deze lasten zonder dat rekening is gehouden met de kosten voor gas, water en elektriciteit in elk geval al € 831,- bedragen, terwijl haar netto inkomen ongeveer € 1.100,- is.
Al met al is het hof van oordeel dat het belang van de man bij het gebruik van de woning zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. Bovendien blijft voor [de minderjarige] de situatie in de woning vooralsnog ongewijzigd. Dat is naar het oordeel van het hof in haar belang.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen en dat het vonnis waarvan hoger beroep zal worden bekrachtigd.

De beslissing:

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 februari 2022;
2. compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
3. wijst af het meer of anders gevorderde.
De voorzitter deelt mee dat een afschrift van het bovenstaande volgt binnen veertien dagen en sluit de zitting.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat conform artikel 30p lid 4 Rv is ondertekend door de voorzitter.
mr. J.U.M. van der Werff
voorzitter